- De Waalovergang bij Tiel zou geschieden in de volgorde St.K., 3-V Aut.Bat.
(voor zoveel niet bij de achterhoeden ingedeeld), Gn.Tn. en Lm.Tn. (voor
zoveel niet in bedrijf), Kn.Tn., artillerie (voor zoveel niet ingedeeld bij de
achterhoeden), bataljonsreserves, vóórcompagnieën.
Zoals reeds in Onderdeel A, Hoofdstuk II onder a is medegedeeld, werd
C.-Brig.B te 19.00 telefonisch door de C.V. ingelicht, dat de westelijke divisie van
III L.K. te 22.00 over de Waal zou trekken en dat Brig. B met de onderdelen van
VI Div. de terugtocht te 11 Mei 2.00 moest aanvangen.
Een uur later kwam echter per veldverreschrijver het bevel van de C.V., waarin
de terugtocht voor Brig. B werd bevolen te 24.00 (treinen reeds eerder) en in
houdende, dat de kapitein, hoofd van het bureau diensten te water van het H.K.V.
ter beschikking zou worden gesteld van C.-Brig. B.
Er was nog niets gebleken van nadringen van de vijand door het land van Maas
en Waal en omtrent hetgeen ten Z. van de Maas voorviel, waren er slechts ge
ruchten, volgens welke de opmars van de Duitsers veel verder gevorderd zou
zijn, dan in werkelijkheid het geval was. Die geruchten noopten intussen tot het
verzekeren van de veiligheid aan de Maas.
C.-Brig. B besloot reeds op het eerste bevel af te wijken van de in ontwerp
gereed zijnde (doch geheim gehouden) bevelen voor de terugtocht, die rekening
hielden met een toestand, waarin de vijand vóór of tijdens de terugtocht contact
op de grond zou hebben verkregen met de bezetting van de Maas-Waalstelling.
Zijn besluit hield in, dat geen achterhoedestelling zou worden bezet, doch zou
worden volstaan met het voorlopig ter plaatse laten van de voorposten.
De Maasbezetting van Heerewaarden tot Maasbommel zou voorlopig ter plaatse
moeten blijven en eerst zodra met zekerheid kon worden aangenomen, dat tegen
dit front geen vijandelijk optreden dreigde en de terugtocht uit de Maas-Waal-
stelling voldoende zou zijn gevorderd, zou óók de bezetting van het Maasfront
worden teruggenomen.
Het terugnemen van de voorposten en het scherm zou geschieden, zodra zulks
verantwoord kon worden geacht.
Gelet op de zeer krachtige vijandelijke luchtactie, welke op 10 Mei was ont
wikkeld, moest worden gestreefd naar Waaloverschrijding tijdens de duisternis.
Het was echter van de aanvang af duidelijk, dat slechts een gering deel der brigade
daarin zou slagen in verband met de korte nachten en met de tijd, die de stelling
troepen nodig zouden hebben voor de uitvoering van de voorbereidende maat
regelen, zoals inleveren en opladen van de in de stellingen ontpakte munitie, levens
middelen, dekens enz., vernietiging van bescheiden en noodgedwongen achter te
laten materieel en munitie, opnemen van telefoonverbindingen.
Hoeveel tijd hiermede gemoeid zou zijn, was door C.-Brig.B onmogelijk uit
te maken, doch, gelet op de geboden spoed zou het ontoelaatbaar zijn, dat een voor
de afmars gereed zijnd onderdeel zou moeten wachten, omdat een ander onderdeel,
dat volgens de gegeven bevelen eerder moest vertrekken, vertraging had onder
vonden.
124