In Ede waren weliswaar voorbereidingen voor de evacuatie getroffen, doch er
waren herhaaldelijk wijzigingen gebracht in de wijze van afvoer.
Ten slotte was door C.-II L.K. de regeling zodanig bevolen, dat de bevolking
van Gelders Veenendaal naar het westen zou uitwijken, die van het dorp Ede in
haar geheel en die van Lunteren, voor zover ten W. van de spoorweg gelegen,
naar het oosten moesten uitwijken en wel naar Oosterbeek en Arnhem.
De burgemeester had daarop gepleit voor afvoer van de gehele bevolking van
Klomp Ederveen, Bennekom en het grootste deel van Ede en Lunteren naar
Otterloo, Harskamp, Renkum, Oosterbeek en Arnhem.
Eerst op 10 Mei kreeg hij hiervoor toestemming, nadat te voren reeds bevel
voor evacuatie was gegeven. Er kon toen niet veel anders meer worden gedaan,
dan overbrengen van de bevolking van Klomp en Ederveen naar Lunteren,
Wekerom en Harskamp, hetgeen te 16.00 was uitgevoerd.
In de nacht van 10 op 11 Mei zijn de eerste Duitse troepen Ede binnengekomen
en de eerste Nederlandse artilleriebeschieting had in die nacht plaats in en om
Ede en op de kazerne.
Naar later bleek, heeft zich daarna nog het volgende afgespeeld.
Op 12 Mei te 12.00 is artillerievuur op Ede geconcentreerd, dat schade aan
richtte en ook de Duitsers verliezen veroorzaakte. Tussen 15.00 en 16.00 gelastte
toen de Duitse troepencommandant, dat Ede geheel moest worden ontruimd,
waarna een geïmproviseerde uittocht plaats had naar Harskamp, Otterloo en
Wekerom.
De veeafvoer had het volgende verloop.
Voor afvoerhavens waren laadhavens aangewezen bij Renkum, Wageningen,
Rhenen-Grebbe, Rhenen-Elst, Wijk bij Duurstede en Schalkwijk-de Heul (tevens
voor Oostfront).
Tussen 9.00 en 9.30 kwamen de eerste transporten runderen in beweging uit
Bennekom en Wageningen.
De afvoer uit Renkum kwam echter door de snelle Duitse opmars in het ge
drang, doordat de veeschepen op last van een onbekende ledig waren weggevaren.
Dientengevolge konden bijv. de 4000 runderen uit Ede niet meer worden
afgevoerd, zodat zij zo goed en zo kwaad als mogelijk was, weder werden terug
gevoerd.
De inlading bij Wageningen (bij Lexkesveer en bij de Plasserwaard) en bij
Rhenen (Kalkzandsteenfabriek) had vlot plaats, doch later op de dag mocht een
sleepboot niet meer voorbij de spoorbrug bij Rhenen naar het O. varen en dien
tengevolge moest veel vee, dat bij de Plasserwaard was verzameld, worden achter
gelaten.
De aanvoer van het vee uit Leersum, Amerongen en Veenendaal naar Eist gaf
enige moeilijkheden, daar een aantal koeien in de bossen belandde en een gedeelte
van het vee bij verkeerde inlaadhavens terecht kwam.
De vee inlading ten westen van de Grebbe had de gehele dag een regelmatig
verloop.
166