b. DE GEBEURTENISSEN OP 11 MEI 1940 1. Algemeen overzicht en bevelvoering van c.-ii l.k. Aangezien uit de berichten was gebleken, dat de vijand in de avond van 10 Mei te Ede en Wageningen was aangekomen, werden te 1.45 uur, op bevel van de L.K.C., door 1-12 R.A. storende vuren afgegeven op Ede (zie bij 4 R.H. op blz. 163), Bennekom en Lunteren en van 2.30-2.55 door 11-19 R.A. op Wage ningen. De Duitsers zetten reeds vroeg in de morgen de aanval in op de voorposten der IV Div., terwijl zij de hoofdweerstandsstrook van 8 R.I. en daarna ook het Z. deel van 19 R.I. onder storend artillerievuur namen. De aanval had succes, zodat de voorpostenstrook te 17.30 was vermeesterd. In de hoofdweerstandsstrook was het moreel der troepen gedaald en enige materiële schade toegebracht, terwijl de verbindingen zeer veel hadden geleden. Het verloop van de strijd drong aanvankelijk nog slechts vaag bij de L.K.C. door. Te 13.12, toen de D.C. vroeg, of de rechtervleugel, die was teruggeweken, moest worden hernomen, antwoordde C.-II L.K.: „onmiddellijk". Toen het ten slotte duidelijk werd, dat de voorposten waren gevallen, bestond de indruk, dat deze zich door een zwakke vijand hadden laten terugdrijven en uit het grote aantal vluchtelingen trok de L.K.C. de conclusie, dat er sprake was van lafhartigheid. In de hws. nam reeds op een gerucht omtrent doordringen van de vijand in de hws. een sergeant met zijn stuk pag. de vlucht; hij werd bij Nieuwersluis opge vangen. De L.K.C. achtte het nodig, dat krachtige maatregelen werden genomen. Hij riep de tussenkomst van de C.V. in voor bespoediging van de indeling van personeel voor het instellen van een krijgsraad te velde 1), welke de volgende morgen kon worden geïnstalleerd. De C.V. telefoneerde aan de L.K.C., dat hij de D.C. persoonlijk voor het behoud van de stelling verantwoordelijk stelde en dat hij het hernemen van de voorposten noodzakelijk achtte. Als gevolg hiervan gaf de L.K.C. in de namiddag (volgens C.-IV Div. te 16.00) aan de op zijn St.K. ontboden C.-IV Div. de opdracht, de voorposten te doen hernemen. In zijn verslag schreef de L.K.C., dat op het tijdstip, waarop hij dit bevel gaf, bij hem de indruk bestond dat het centrum van de voorposten nog stand hield en dat hij de uitvoering nog vóór het invallen van de duisternis mogelijk achtte, in aanmerking nemende de toen nog gering geachte sterkte van de vijand. Een voorstel van C.-IV Div., te wachten tot het aanbreken van de dag, aan vaardde de L.K.C. niet. Intussen had op 11 Mei nog het volgende plaats gehad. Omstreeks 11.00 was uit berichten van het IV L.K. gebleken, dat zich aldaar geen vijand voor de stellingen bevond, terwijl een bericht van C.-II Div. meldde, 168 (Zie schets/kaarten Nrs. C. 1, 3, 4, 5, 6 en 7 en luchtoverzicht Nr. 1) Zie onderdeel A., Hoofdstuk II, onder b.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 194