Schietkokers beperkten het schootsveld der mitrailleurs en dit werd nog meer verkleind, doordat de noodzakelijkste opruimingen niet waren uitgevoerd. Het vuren naar achteren over de rugweren, die hoger waren dan de borstweringen, was niet goed mogelijk. Aanvalshandgranaten waren in de meeste gevallen wel aanwezig, doch geen verdedigingshandgranaten. De sectiecommandanten konden van hun sectie meestal niet meer zien, dan de groep, waarbij zij zich bevonden. De C.Cn. hadden door de bedektheid van het terrein geen overzicht over hun compagnieën en beschikten niet over telefonische en optische verbindingen met de S.Cn. De B.C. was telefonisch verbonden met zijn R.C. en met zijn C.Cn. Het ver- bindingsmaterieel was echter van het verouderde model, daar het nieuwe vóór de mobilisatie was ingedeeld bij een grensbataljon. In de cp. van de B.C. was een art. officier inlichter (A.O.I.) van 1-8 R.A., welke officier een ultrakortegolf (u.k.g.)-toestel bij zich had. Op 10 Mei waren de hindernissen vóór de voorposten gesloten. Een groot aantal koeien, dat bij de evacuatie niet meer naar het W. kon worden afgevoerd, zwierf door de stellingen. In de namiddag van 10 Mei te ongeveer 18.00 was 5-4 R.H. geleidelijk over Wageningen op de voorposten teruggetrokken, nadat reeds eerder afdelingen van de IJsselverdediging waren doorgekomen. Niet bekend met de komst van dit eskadron, namen de voorposten de eerst zichtbaar wordende huzaren onder vuur, die ten slotte met veel moeite en na het vertonen van witte onderkleding als vlag zonder verliezen zijn doorgekomen. Berichten kwamen daarvan binnen, dat zonderling uitgedoste (camouflage kleding) Duitsers Wageningen naderden, welke plaats 's avonds werd bezet. Daarna verschenen Duitse patrouilles vóór de voorposten en trokken de uitge zonden eigen patrouilles terug. Gedurende de nacht deed de L.K.C. storend vuur afgeven op Wageningen door 11-19 R.A., welke opdracht, ontvangen te 11 Mei 1.55, werd uitgevoerd van 2.30- 2.55; het vuur lag goed. In de ochtend van 11 Mei te ongeveer 2.00 a 2.30 begon een artilleriebeschieting van de vps., tengevolge waarvan spoedig enige verbindingen onbruikbaar werden geschoten, die ten dele konden worden hersteld. Dit was o.a. het geval met de verbindingen tussen de B.C. en C.-M.C., doch met C.-3e Compagnie was en bleef deze verbroken. Grote schade aan de verdedigingswerken werd niet toegebracht, terwijl evenmin ernstige verliezen werden geleden. Spoedig verscheen de vijand voor het gehele voorpostenvak en opende hij het vuur; daarbij bleek, dat de tegenstander (behorende tot de S.S.-Standarte „Der Führer"), goed gesteund door artillerie en infanteriegeschut, zeer driest optrad en uitstekend van het terrein gebruik maakte. Vijandelijke artillerie werd gemeld bij de samenkomst van Grebbedijk en kunst weg Grebbe-Wageningen, waarna de voorpostencommandant een voorbereid vuur 175

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 201