De 4e Sectie van de 3e Comp. had de eerste aanraking met de vijand in de zeer vroege morgen verkregen. De Duitsers stelden zich gereed aan de Binnenhaven en naderden door het terrein en langs het Nieuwe Kanaal, daarbij zeer goed van het terrein gebruik makende en ten slotte de drooggelopen tankgracht als loop graaf benuttende. De sectiecommandant deed een groep in het terrein stelling nemen front-noord en het geruime tijd op de vijand in front vuren; hij vroeg per ordonnans vuursteun van zw.-mitrs. en art., welke echter niet werd verleend en trok, naar schatting te 10.30, met zijn sectie terug op de cp. van de C.C. De le Sectie, welke rechts achter de 4e lag, had in front een vrij goed schoots veld, doch op de rechter vleugel een ondoorzichtige boomgaard. Toen er personeel der 4e Sectie langs zijn sectie terugtrok, had de cadet-vaandrig, S.C., nog geen vijand gezien. Terwijl hij vijandelijk vuur uit het N. verwachtte, ontving hij plotseling hevig vuur uit Z. en Z.W. richting en daarna tevens uit N.W. richting. Hij deed krachtig vuur naar alle zijden afgeven, niet door de schietgaten, doch over de borstwering, onder dekking van schilden. Nadat reeds witte lappen waren waargenomen op de opstellingen van de 3e Sectie, werd plotseling te ongeveer 13.30 aan de S.C. gemeld, dat op de cp. van de C.C. een witte vlag stond. De sectiecommandant werd hierdoor dusdanig ont moedigd, dat hij verdere weerstand nutteloos achtte en zich buiten de opstelling begaf, om deze over te geven. Er bleken zich toen aan alle zijden vijandelijke af delingen te bevinden en gevangenneming volgde spoedig (13.30). Bij de 3e Sectie bestond reeds van 4.00 af contact met vijand, die zich ter weers zijden van de Haarweg door het terrein zeer gedekt voorwaarts werkte. De sectie commandant, die zich bevond bij de rechter groep, had geen gezichtsverband met zijn beide andere groepen. Hij werd eerst uit oostelijke, daarna uit zuidelijke richting door mortieren bevuurd en het gelukte niet, verbinding met het op korte afstand achterwaarts staande stuk 6 veld te verkrijgen. De groepscommandant werd door een mortierschot met loopgraafschild en al van de borstwering ge slingerd, doch bleef ongedeerd. Enige geweren werden door de schietsleuven heen stuk geschoten en twee soldaten sneuvelden. Ten slotte werd de groep geheel omsingeld en werd de bezetting door bedreiging met handgranaten te ongeveer 11.30 tot overgave gedwongen. De beide andere groepen trof hetzelfde lot. Het stuk 6 veld aan de Haarweg heeft wel enige schoten gelost, doch de bedie ning werd spoedig gevangen genomen. In de cp. van de C.C. waren door het terugtrekken van een deel der sectie van 3-II-19 R.I., de eigen 4e Sectie en een aantal mannen der le Sectie ongeveer 40 man samengestroomd. Te ongeveer 13.00 (terwijl de voorste groepen der le Sectie zich nog verdedigden) was de cp. geheel omsingeld en er heerste een 180 'i

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 206