De 2e Compagnie, versterkt met een sectie van 2-III-8 R.I. (de 5e Sectie ge noemd) was opgesteld met de 3e Sectie in het Hoornwerk ten N. van de kunstweg naar Wageningen en met de 2e en le Sectie ten W. van en langs de Grift. Achter die drie sectiën stonden de 4e en 5e Sectie in de tussenverdediging, resp. ten Z. van de Heimersteinsche laan en tussen die laan en de Cuneraweg. Deze compagnie had twee stekelvarkens in het Hoornwerk nl. S. 13 en S. 14. In haar vak bevonden zich de gietstalen koepelkazematten G. 19 (aan de Grift), G. 26 achter de linker vleugel, G. 16 bij de 5e Sectie, het stekelvarken S. 17 achter de 4e Sectie en verder achterwaarts de flankerende betonkazemat B. 18. De C.C. had zijn cp. achter de 4e Sectie; hij had geen uitzicht op de drie vóórsectiën, tengevolge van de begroeiing van het terrein en de huizen nabij de Grebbesluis. De voormalige Bastions en het Voormalige Hoornwerk waren beschermd door een puntdraadversperring van enige rijen dik. Voor het Hoornwerk lagen de niet opgeruimde boomgaarden op zeer korte afstand van de frontlijn, zodat er vrijwel geen schootsveld was en de vijand ongezien kon naderen. Voor de afsluiting van de kunstweg naar Wageningen had men van staalkabels gebruik gemaakt, in plaats van de elders algemeen toegepaste „asperges". De 3e Compagnie, in de stoplijn ten Z. van de kunstweg Rhenen-Wageningen, was lineair opgesteld met van rechts naar links de 2e, le, 3e en 4e Sectie. De cp. van de C.C. bevond zich ongeveer 100 m midden achter de compagnie in een ondergronds veldwerk en was door een loopgraaf met de le Sectie verbonden. Vóór de compagnie bevond zich een puntdraadversperring, waarin doorgangen waren gemaakt, afsluitbaar door Friesche ruiters. Dergelijke Friesche ruiters be vonden zich op de kunstweg. Op de rechter vleugel daalde de Grebbeberg zeer steil naar de Neder-Rijn af, waar tussen de voet van de berg en het water een landweg met trambaan liep, waarlangs men de rechter vleugel van de compagnie kon bereiken. Landweg en trambaan werden bestreken door een kanon van 19 Bt 6 veld. Van de le Sectie der M.C. waren twee zware mitr. gemonteerd in de koepels G. 2 en G. 4, gelegen aan de rivierzijde aan de rand van de steile wand, terwijl de 3e zw.mitr. van deze sectie zich bevond in koepel G. 3a, gelegen in het meest westelijke Bastion. Op nog geen 50 m achter de 3e Sectie van de 3e Compagnie in de stoplijn stond 1-1-8 R.A. in stelling, terwijl een sectie 7 veld (afwijkend model) voor rivierbestrijking stond opgesteld achter de rechter vleugel. 2-III-8 R.I. (drie sectiën sterk) was met twee sectiën tussen de kunstweg naar Wageningen en de Heimersteinsche laan en een sectie ten N. van die laan opge steld. De zuidelijke twee sectiën hadden een open terrein voor zich, begroeid met 50 cm hoge rogge. De cp. van de C.C. bevond zich nabij de Heimersteinsche laan, door loopgraven verbonden met de midden-sectie. 193

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 219