In dit bataljonsvak bevonden zich de stekelvarkens S. 39a en S. 42, bewapend met lt.mitr. en de gietstalen koepelkazematten G. 38 t/m 41, waarin zw.mitrs. waren opgesteld. De cp. van de B.C. was ingericht aan de spoorweg achter de 2e Compagnie. Aan de oostzijde van de inundatie waren waarschuwende voorposten opgesteld. Bij 111-19 R.I. bestonden deze uit een luitenant, een sergeant en 24 man, ver deeld over twee punten, van waaruit werd gepatrouilleerd. Bij 1-19 R.I. bevond zich een voorpostendetachement in de inundatie bij Het Fortuin aan de Grift, dat drie wachten aan de overzijde van de inundatie had uit gezet. Door de brede versperring vóór de frontlijn en de inundatie was het stellingvak van 19 R.I. zo sterk, dat het weinig artilleriesteun behoefde. Slechts één Bt. van 1-8 R.A. (rechtstr. steun) en één Bt. van III-8 R.A. (alg. opdrachten) konden vuur brengen vóór en in het vak van 19 R.I. Op 10 Mei waren de waarschuwende voorposten van 111-19 R.I. bij vergissing teruggenomen, omdat er eigen lt.troepen in het voorterrein waren vastgesteld. Op last van C.-19 R.I. waren zij te 22.00 weder op hun posten terug en op 11 Mei 7.00 afgelost. Daarna werden zij op 11 Mei te ongeveer 15.30, na het waarnemen van twee sectiën Duitse infanterie, op bevel van C.-III-19 R.I. teruggenomen, doch tegen de avond op last van C.-19 R.I. weder uitgezonden. Opnieuw trokken zij terug, doch 12 Mei 3.00 waren een officier en 12 man weder ten O. van de inundatie. Bij 1-19 R.I. waren de wachten aan de overzijde van de inundatie op 11 Mei teruggenomen, omdat bij het voorpostendetachement voldoende uitzicht bestond. In de namiddag van 11 Mei begon het vijandelijke artillerievuur zich ook bij 19 R.I. te doen gevoelen. Herhaalde malen werden verbindingen door het vuur vernield. Omstreeks 16.00 van deze dag werd door de commandant van 2-II-8 R.I. aan 111-19 R.I. vuursteun gevraagd nabij Kruiponder. Door de sectie zw.mitr. van 16 M.C. en de le Sectie van M.C.-III-19 R.I. werd gedurende geruime tijd steun verleend door vuur op het terrein ten oosten en noordoosten van die boer derij. C.-19 R.I. kreeg bericht omtrent het terugtrekken der voorposten in vak 8 R.I. en gaf bevel aan C.-III-19 R.I., een sectie onder bevel van een luitenant aan te wijzen, die de vijand bij Kruiponder langs het Nieuwe kanaal moest terugdringen en contact moest opnemen met de nog aanwezige delen der voorposten. Toen daarna bleek, dat het door III-8 R.A. afgegeven vuur ten oosten van Kruiponder gunstige uitwerking had gehad, werd de opdracht weer ingetrokken. Bij 1-19 R.I. hebben zich op 10 en 11 Mei in het geheel geen bijzonderheden voorgedaan. Zelfs is er geen vijandelijk artillerievuur gevallen. Door de waarschuwende voorposten werd tot Bennekom toe gepatrouilleerd, zonder dat enig contact met de vijand werd verkregen. 212

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 238