11 Mei te 19.30 bracht het regiment de gevechtsaanraking tot stand met de voor posten van 10 R.I. I.R.322 werd verplaatst naar Bennekom, terwijl I.R.374 naar Arnhem oprukte. De aanval van het S.S.regiment werd uitgevoerd met I ten N. van de kunstweg Wageningen-Grebbeberg, III ten Z. daarvan en met II in reserve achter I. In stelling stonden II/S.S.A.R., als rechtstreekse steun van het Ie Bat., III/A.R. 207 als rechtstreekse steun van het Ille Bat., bovendien IV/A.R.207 en IV/A.R.256 (min 12) voor andere taken. In Oosterbeek bevonden zich nog II/A.R.207 en III/A.R.311. C.-A.R.207 trad op als A.C. en was ter beschikking gesteld van de C. van het S.S.regiment (Standarteführer Keppler). In de vroege morgen was ter beschikking gekomen I/Leibst. S.S. Adolf Hitler, op 10 Mei reserve van X A.K. Dit bataljon bevond zich te Heelsum, doch moest spoedig worden weggezonden in verband met de inzet van S.S.St.A.H. over Kleef en Moerdijk naar Rotterdam. In zijn dagbericht van 11 Mei 15.05 aan C.-X A.K. berichtte C.-207 Div., dat de aanval onder sterke artilleriebeschieting van Wageningen goed vorderde. Te 14.20 waren delen van het S.S.regiment de Grebbeberg tot op 400 m genaderd onder taaie weerstand van de vijand. Er moest met krachtige verdediging van de Grebbeberg worden rekening gehouden, doch de D.C. hoopte de Grebbeberg nog op 11 Mei te nemen en het resultaat in de nacht plaatselijk uit te breiden, om op 12 Mei, onder inzet van nieuwe troepen door te stoten op Rhenen. Te 15.45 werd de cp. vooruit gebracht tot het gebied ten W. van Wageningen; de verliezen waren gering. In de avond te ongeveer 18.00 bevonden de voorste onderdelen van het Ille Bat. zich tegen de Grebbe aan, terwijl de voorste onderdelen van het Ie Bat. nog 400 m van de Grebbe waren verwijderd. De C. van het S.S.regiment, besloot in een nachtaanval in de Grebbelinie binnen te dringen, teneinde in de vroege morgen van 12 Mei met het lie Bat. door te stoten naar Rhenen. Deze aanval, die te 22.00 zou beginnen, kwam echter niet tot uitvoering, omdat de gereedstelling door de vijand werd ontdekt en daarbij door het regiment reeds sterk artillerievuur werd ontvangen, alsmede mitrailleurvuur van de Grebbeberg af en flankerend uit de Betuwe. Een of twee Nederlandse batterijen schoten daarbij zeer juist. De sterkte van de stelling maakte het noodzakelijk, dat een goede artillerie voorbereiding plaats had en het nader vast te stellen begin van de aanval zou afhangen van de uitwerking van het artillerievuur. Hoe de aanval tenslotte werd uitgevoerd, zal bij 12 Mei worden medegedeeld. Uit het vorenstaande volgt de belangrijke invloed van de aan Nederlandse zijde afgegeven artillerievuren en van het mitrailleurvuur, dat op last van C.-8 R.I. is afgegeven, voorafgaande aan het bevolen uitbreken van II-19 R.I. voor het her nemen van de voorposten. 222

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 248