C.-II L.K. had niet de bevoegdheid, om de onder f bedoelde, in de Betuwe opgestelde, M.C. onder bevel te stellen van C.-IV Div., daargelaten dat deze dat bevel moeilijk kon voeren. Hoewel C.-Brig. B in de punten 2 en 3 niet is genoemd, zou uit punt 3 kunnen worden gelezen, dat hij wel was ingeschakeld. In het bevel was de bevelsverhouding tussen C.-II Div. en C.-IV Div. niet geregeld, doch C.-II L.K. had telefonisch C.-II Div., wat de uit te voeren actie betreft, onder bevel gesteld van C.-IV Div. Aan C.-IV Div. werd opgedragen: de tegenaanval eerst in te zetten, wanneer de vijandelijke aanval door de afgrendeling zou zijn tot staan gekomen. Waar dan de tegenaanval moest worden ingezet, werd door C.-II L.K. niet duidelijk aan gegeven; slechts bepaalde hij, dat de troepen van de He Divisie (die de afgrende ling tot Achterberg moesten verlengen) de aanval moesten uitvoeren met de linker vleugel langs de inundatie. Deze beide bataljons zouden dus, na eerst stelling te hebben genomen, uit die opstelling ten aanval voorwaarts moeten gaan, hetgeen niet een gebruikelijke methode was. Het bevel liet overigens de mogelijkheid open om, behalve over Achterberg, tevens over Rhenen aan te vallen, zoals de C.V. dit in feite had bevolen. Hoewel de gedachtengang van C.-II L.K. dus een andere was, dan die van de C.V., die, zonder eerst af te grendelen, onmiddellijk wilde doen aanvallen, handelde C.-II L.K. volgens de geldende voorschriften, die gegrond waren op de lessen van de le wereldoorlog. C.-II L.K. handhaafde de door de C.V. bevolen indeling van C.-II Div. en twee van diens regimentscommandanten, niettegenstaande hij zulks terecht zeer bezwaarlijk achtte, al wijzigde hij de bevelsverhouding tussen de beide D.Cn. in omgekeerde zin als de C.V. zulks had bepaald. Hij gaf overigens slechts de beginselen aan, waarnaar gehandeld moest worden en liet de uitvoering geheel over aan C.-IV Div., die niet op de hoogte was van hetgeen de C.V. had bevolen, uit het bevel van zijn chef niet kon lezen, met welke troepen C.-II Div. oprukte, en welke troepen van Brig. B beschikbaar kwamen, behalve die, welke hij reeds ter beschikking had. C.-IV Div. moest dus, vóór hij een besluit kon nemen, eerst doen uitzoeken, over welke troepen hij de beschikking kreeg. De vraag rijst, of er voor C.-II L.K. geen aanleiding was, zelf de recht streekse leiding over de actie te nemen en zijn cp. meer naar voren, bv. naar Amerongen te verplaatsen. Het betrof hier toch een operatie, waarbij C.-IV Div., C.-II Div. en C.-Brig. B betrokken waren en troepen van verschillende grote eenheden. In een na de oorlog opgemaakte memorie gaf C.-II L.K. te kennen (mede aan de hand van de voorschriften), dat de gehele actie plaats had in het vak van IV Div. en dat deze dus de leiding moest hebben, terwijl bovendien de vijand een toe nemende activiteit vertoonde in het vak van II Div. Hiertegen valt aan te voeren, dat C.-II L.K. (hoewel hij op grond van zijn verantwoordelijkheid de bevelen van de C.V. wijzigde), door het handhaven van 229

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 255