de indeling van C.-II Div. en twee van zijn regimentscommandanten bij IV Div., toch blijk gaf, de toestand bij II Div. niet zo ernstig in te zien. De berichten van II Div. waren ook nog geenszins alarmerend en bovendien zag de L.K.C. de toestand toen blijkbaar niet zo ernstig in, dat hij daarin aan leiding vond, om II Div. een nieuwe divisiereserve te verschaffen, hetgeen mogelijk was, daar twee bataljons infanterie en een Afdeling 10 veld van IV L.K. ter be schikking kwamen; een dier bataljons werd zelfs teruggezonden. Het andere argument moge theoretisch juist zijn, de practijk was, dat door het aanvoeren van een groot aantal onderdelen een probleem werd geschapen, dat C.-IV Div. met zijn beperkte en vermoeide staf voor allerlei puzzles plaatste, ter wijl het hier ging om een beslissende phase van de strijd. Daarenboven was C.-II L.K. zelf voor de oplossing van het probleem beter in staat, zowel door vroegere functies als zijn huidige, en was hij op de hoogte van de wrijvingen, die er reeds bestonden en die geenszins waren opgelost. Hij was een expert op het gebied van de artillerie en oud-stafofficier in hoge functies; C.-IV Div. was geen van beide en zijn chef van de staf was een staf kapitein. In zekere zin is het in een dergelijk geval een kwestie van temperament en ver antwoordelijkheidsgevoel, of men het roer zelf in handen neemt, dan wel de leiding aan de ondercommandant durft overlaten, terwijl ook de waardering van de betrokken ondercommandant een woord meespreekt. Waarschijnlijk zou er sneller en doeltreffender gewerkt zijn, indien C.-II L.K. met zijn L.K.A.C. naar Amerongen of Eist was gereden, aldaar C.-IV Div. met diens D.A.C., C.-II Div. en C.-Brig. B had ontboden en, na een korte analyse, spijkers met koppen had geslagen. Ook al bleef C.-IV Div. met de leiding belast, dan waren daardoor toch waar schijnlijk de puzzles opgelost, waarvoor thans C.-IV Div. kwam te staan. Wij zullen zien, dat C.-IV Div. bevelen gaf, die niet overeen kwamen met voren- besproken bevel. Kort na of tijdens de uitgifte van dat bevel verscheen de kapitein, die als officier- inlichter door de C.V. was uitgezonden, op het St.K. met de hem toegevoegde ritmeester. C.-II L.K., nog geprikkeld door het ingrijpen van de C.V. in zijn bevelvoering, ontving de beide officieren aanvankelijk niet vriendelijk, daar hij meende, dat opnieuw in zijn bevelvoering zou worden ingegrepen. Na opheldering van een en ander deelde hij de kapitein mede, welk bevel hij had uitgegeven. De toestand, zoals die inmiddels uit de berichten was gebleken, was gunstiger, dan zoals die in de namiddag had geschenen. De aanval was voor de stoplijn tot staan gekomen en de spoorlijn was bezet. Dit laatste was vooral van belang, omdat de C.V. meende, dat door vertrek van troepen naar Rotterdam achter de stoplijn geen weerstandslij n meer bezet was en de inlichtingsofficier deelde dit terstond telefonisch aan de C.V. mede. C.-II L.K. deelde daarna (ongeveer 17.30) aan de C.V. mede, dat hij zijn bevel 230

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 256