Toen de kapitein, B.C., opmerkte, dat dit voor een bataljon te breed was, maakte de bevelsoverbrenger er 500 m van. Dit bevel is niet juist overgebracht; de be doeling van C.-IV Div. is geweest, dat 1-24 R.I. de frontlijn zou gaan bezetten, nadat deze door de compagnie van 11-19 R.I. ten N. van de kunstweg en door 3-1-8 R.I. (dan wel 3-4 R.H.) ten Z van de kunstweg zou zijn hernomen; - aan C.-I-46 R.I., te 18.30 overgebracht door een kapitein van Sectie I bij pl 106.5 aan de kunstweg Elst-Rhenen: C.-8 R.I. (die van ongeveer 11.00 tot 15.00 van zijn cp. afwezig is geweest) meldt in zijn verslag niets omtrent de opmars van III-ll R.I. Hoewel dit bataljon op zijn verzoek om versterking naar de Grebbeberg is gezonden, heeft het zijn opdracht rechtstreeks van C.-IV Div. ontvangen, evenals deze de opdrachten aan 3-4 R.H., 1-24 R.I. en 1-46 R.I. gaf. C.-8 R.I. schijnt uitsluitend van de komst van 3-4 R.H. en 1-24 R.I. op de hoogte te zijn gebracht. C.-IV Div. beperkte zich dus niet tot het beschikbaar stellen van onderdelen, doch gaf over het hoofd van C.-8 R.I. heen bevelen binnen diens vak. Het optimisme van de D.C. was overigens zo groot, dat hij niet alleen ver trouwde, dat de vijand door de compagnieën, belast met het uitvoeren van tegen stoten, uit de hws. zou worden geworpen, doch dat het daarna ook nog mogelijk zou zijn, met één bataljon de vps. te heroveren. Hoe hij dit kon verwachten, terwijl de hws. toch voortdurend onder artillerievuur lag en de vijand blijkbaar vrij sterk was, is onbegrijpelijk. Voorts liep de D.C. met zijn bevelen, vooral aan 1-46 R.I.wel zeer op de gebeurtenissen vooruit en hield hij geen rekening met het doorzetten van de aanval door de vijand. Weldra zou blijken, dat er voor zijn optimisme weinig grond was. De commandant van het brugdetachement van Bat. spoorwegtroepen heeft van C.-IV Div. opdracht ontvangen, de spoorbrug voor gewoon verkeer in te richten, hetgeen is uitgevoerd. Op welk tijdstip dit heeft plaats gehad en of dit verband hield met de oorspronkelijke opdracht van de C.V., dat een bataljon van Brig. A over de spoorbrug zou oprukken, is niet meer na te gaan. Kort nadat de opdracht aan 1-46 R.I. was gegeven, kwam het bevel van C.-II L.K. binnen, vermeld op blz. 228, waarin werd bevolen, dat troepen van Brig. B de vijand aan de spoorweg moesten afgrendelen, evenals troepen van II Div. van pl. 25 aan die spoorweg tot de omgeving van Achterberg, en dat, nadat de vijand tot staan was gebracht, met alle beschikbare troepen de tegenaanval moest worden ingezet. Op blz. 229 wezen wij er reeds op, dat dit bevel C.-IV Div. voor allerlei puzzles stelde 1). 240 Achter 1-24 R.I., dat de hws. zal bezetten, opmarcheren, uit de hws. uitbreken en de vps. heroveren en weder bezetten. C.-II L.K. vermeldt in zijn verslag, dat dit bevel te ongeveer 17.00 is gegeven. Vermoedelijk was het toen nog slechts in ontwerp gereed en is het later uitgegaan en bij C.-IV Div. binnengekomen, toen de kapitein, uitgezonden om 1-46 R.I. op te vangen, reeds geruime tijd uit was. Dit Bat. was, na de opdracht te 16.00 te hebben ontvangen, te 17.00 per rijwiel uit Lienden afgemarcheerd zonder de M.C. (die aan de Rijn tussen de vps. en hws. van Brig. A in stelling stond) en was te 18.30 te Remmerden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 266