Bij beschouwing achteraf en, bezien in het licht der gebeurtenissen, komt men
tot de slotsom, dat te ver gegrepen is. In de eerste plaats was het nodig, de af
grendeling van de vijand te verzekeren en eerst daarna kon de tegenaanval worden
ondernomen. In de staf van IV Div. meende men, dat met de enkele daarvoor
aangewezen bataljons de afgrendeling op voldoende wijze was verzekerd.
Er zal echter bij de beschrijving van de uitvoering blijken, dat deze door ge
brekkige uitvoering, onvoldoende vakkennis en allerlei andere factoren geheel on
voldoende verzekerd was en dat daarbij een straffe, directe bevelvoering ontbrak.
Ook zal blijken, dat de voorbereidingstijd voor de aanval geheel onvoldoende
was, dat de troep vermoeid, gedeeltelijk onvoldoende gevoed en ongeregeld de
uitgangsstelling bereikte en dat de artilleriesteun onvoldoende was geregeld.
Te 20.30 werd C.-4 R.H. opgebeld en hem opgedragen, zijn regiment te ver
plaatsen naar Berg en Dal (vt. 167-443) als reserve van C.-IV Div. Op zijn mede
deling, dat er twee eskadrons het voorterrein in waren gezonden, ontving hij
opdracht, deze terug te halen en op zijn verzoek om een officier-geleider werd aan
de D.A.C. opgedragen, een officier aan te wijzen, die zich bij kp. 104,5 op de kunst
weg Rhenen-Elst bij C.-4 R.H. moest melden, om deze door het stellingterrein
der artillerie naar Berg en Dal te geleiden.
De Chef van de Staf van II Div. belde daarna op en vroeg of de aanwezigheid
van de D.C. en de beide R.Cn. nog nodig was bij de tegenaanval, waarop werd
geantwoord, dat zij naar hun commandoposten konden terugkeren. Tevens werd
in grote trekken het besluit van C.-IV Div. medegedeeld en werd verzocht,
C.-I-20 R.I. daarmede in kennis te stellen, in afwachting van de bevelen, die hij
van C.-29 R.I. zou ontvangen.
De Chef van de Staf van Brig. B telefoneerde uit de cp. van C.-IV Div. aan
C.-29 R.I. te Amerongen de korte inhoud van het besluit, met de mededeling, dat
1,111-29 R.I. en 11-24 R.I. per autotreinen zouden worden verplaatst naar het
bosterrein ten N. van Remmerstein, van waar zij de uitgangsstelling moesten gaan
innemen.
Op dezelfde wijze werd aan C.-24 R.I. opgedragen, 111-24 R.I. en 11 G.B. te
verplaatsen naar het bedekte terrein ten O. van Remmerden.
Nadat vorenstaande bevelen waren gegeven, dicteerde de kapitein het volgende
bevel aan de Chef van de Staf van Brig. B en de kapitein-bevelsontvanger van
C.-II Div. O-
247
BEVEL VOOR DEN TEGENAANVAL
1. De vijand is bij den Grebbeberg en Noord daarvan onze stelling binnengedrongen.
2. De lijn spoorbaan van den Rijn tot kp. 25-0. rand Achterberg is nog vast in handen van onze
eigen troepen en sluit O. van Achterberg aan op de stoplijn van de oorspronkelijke stelling.
Van kp. 25 tot O. rand Achterberg is genoemde lijn bezet door een Bat. van 11 R.I., verder
N.O. waarts door onderdeelen van 19 R.I.
J) Het bevel is 20 Mei 1940 gereconstrueerd. Het is dus mogelijk, dat geringe afwijkingen van
de oorspronkelijke tekst bestaan.