Op 11 Mei had men de vijand op afstand kunnen houden, waartoe vooral het op aanvraag vlot afgegeven artillerievuur had bijgedragen. Op 12 Mei had de vijand zich wel in het voorterrein genesteld, doch een ernstige aanvalspoging was niet gedaan. Van verre had men het artillerievuur op de Grebbeberg en omgeving waargenomen, terwijl sedert de morgen van 12 Mei artillerievuur op de stellingen aan de Grift werd afgegeven. Te ongeveer 16.30 kwamen twee uitgeputte sergeanten van 2-1-8 R.I. (die met anderen de gehele dijk langs de gemoederen in beweging hadden gebracht) met een verward verhaal, waaruit bleek, dat het Hoornwerk bij de Grebbesluis door de vijand was genomen, dat deze met snelvuurgeschut de gehele dijk enfileerde, waar door ontzettende verliezen waren ontstaan en de bezetting van de frontlijn overal terugtrok, terwijl de verbindingen bij de andere sectiën door het vuur waren ver broken. Een en ander werd per telefoon via C.C. en B.C. naar de R.C. doorgegeven. Gedurende dit met horten en stoten vertelde verhaal constateerde de luitenant van de sectie zw.mitr., die de dijk in Z.richting door zijn kijker waarnam, dat achtereenvolgens de vóórsectiën der le Comp. en de rechter sectie van de 2e Comp. in W. richting terugtrokken. Het vijandelijke artillerievuur, dat aanvankelijk op de dijk lag, werd naar het westen en noorden verlegd op de teurgtrekkenden en ten slotte kwam er vuur op de opstellingen in zijn omgeving, waardoor de telefoonverbinding met de C.C. werd verbroken. Tenslotte nam C.-4e Sectie het besluit, in noordelijke richting uit te wijken en front zuid te maken achter de oost-west lopende draadversperring, op de scheiding met 111-19 R.I. Hij deed dit in de overtuiging, dat, door het terugtrekken van alle zuidelijk van hem gelegen troepen in de frontlijn en de 1200 m afstand tot de tussenverdediging, zijn sectie in de lucht was komen te hangen en gevaar liep in het zuiden te worden omtrokken, te meer daar hij ook uit N.O. richting langs de inundatie kon worden omtrokken. Op de plaats, waar hij zich voorstelde, stelling te nemen, zo redeneerde hij, kon hij echter aanleuning aan de inundatie en aan eigen troepen nemen 1). Hij gaf aan twee groepen bevel, aan de rand van de inundatie de draadver sperring open te knippen, ten einde daardoor groep voor groep naar het noorden te kunnen trekken. Deze groepen kwamen plotseling onder artillerievuur 2) en vluchtten gedeeltelijk in W. richting langs de draadversperring, gedeeltelijk in N. richting er doorheen. De luitenant zelf verliet toen, zonder de andere sectiën te waarschuwen, met een groep van zijn sectie zijn opstelling en trok door de versperring in noordelijke 269 De grondgedachte van dit besluit was goed. De oudste luitenant ter plaatse had echter de leiding over het gehele complex moeten nemen en de verdediging naar alle zijden moeten organiseren met bericht aan de C.C. 2) Dit is het eigen artillerievuur geweest, dat te 17.58 en 18.02 door I en III-8 R.A. is afgegeven westelijk van Kruiponder. De luitenant, commandant van de rechter sectie van M.C.-III-19 R.I., heeft waargenomen, dat artillerie-projectielen ter plaatse insloegen op het ogenblik, dat zich per soneel buiten de gevechtsopstellingen bevond. Gewonden daarvan zijn nog opgenomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 295