richting naar het vak van 19 R.I., waar hij een 30-tal mensen aantrof (van de 3e en 4e Sectie en de sectie zw.mitr., die eveneens waren teruggetrokken). Vandaar is hij ingevolge telefonisch bevel doorgezonden naar C.-II-8 R.I. Van de 3e Sectie tirailleurs week een deel op eigen gezag naar het N. uit, doch de cadet-vaandrig-S.C. bleef met een deel van zijn sectie ter plaatse. Van de le Sectie zw.mitr. heeft het stuk in koepel G. 25, dat schootsrichting noord had, geen vijand voor zich gehad; de gevechtsdekking voor karabijn- schutters was niet gereed en er lag nog bijna geen zand op de lig- en schuilnissen. Het middenstuk in koepel G. 24 had geen goed schootsveld, daar in verband met inundatiewerkzaamheden een dijk was aangelegd, die de vuuruitwerking be lemmerde de koepel lag nu te laag en de mitr. had op 11 Mei niet kunnen ver hinderen dat de Duitsers zich in de boerderij Kruiponder nestelden. Bij dit stuk waren verder nog geen gevechtsopstellingen gemaakt. Een betonmolen, hijs kranen, directiekeetjes e.d. belemmerden het uitzicht, terwijl in de Grift een baggermachine en enige schuiten lagen, die tot zinken waren gebracht. Het rechter stuk zat in een open opstelling in de dijk en toen de le Sectie tirailleurs verdwenen was, was dit stuk ongedekt. De luitenant-S.C. nam niet het initiatief, zijn mitrs. andere opstellingen te doen innemen, toen de toestand daartoe noopte. Hij heeft het voorbeeld van de 4e Sectie tirailleurs gevolgd en aan zijn personeel eveneens bevel gegeven, terug te trekken. Als laatste de stelling verlatende, kwam hij onder vijandelijk mitrailleurvuur (door een gat in de dijk) en kon zijn personeel, toen er bovendien artillerievuur viel, niet meer bij elkaar houden. Bij 19 R.I. terecht gekomen, werd hij naar Achterberg gedirigeerd en ontmoette de Commandant der 4e Sectie tirailleurs, met wie hij ten slotte, zoals boven medegedeeld, bij C.-II L.K. is terecht gekomen. De reserve le luitenant, C.-le Sectie-8 C.Pag. bevond zich bij het noordelijk stuk. Toen op 11 en 12 Mei met dit stuk niet kon worden gevuurd, had hij met karabijnschutters en met een, van de tirailleurs geleende nieuw aangekomen, lt.mitr. op de Duitsers gevuurd. Achtereenvolgens had hij ook zijn beide andere stukken bezocht, waarvan het zuidelijke een Duitse paw. onbruikbaar had ge schoten en het middelste stuk door het schietgat was getroffen, zonder zelf doelen te hebben kunnen bevuren. De bediening van dit stuk was bij het noordelijk stuk aangetrokken. Het teruggaan van de le Sectie tirailleurs was waargenomen en daar het hier een sectie onder een beroeps adjudant-onderofficier betrof, had dit veel indruk gemaakt en was er bij het personeel neiging ontstaan, om eveneens terug te gaan. Toen de sectiën tirailleurs en zw.mitr. in zijn omgeving ook wegtrokken, wilde 270 x) In de omgeving van cp.-II-8 R.I. komende, meende hij, dat die cp. reeds door de vijand was bezet omdat in de bossen op de Laarsche berg hevig werd gevuurd. Zijn personeel had geen wapens en daarom trok hij in N. richting via 11-11 R.I. over kp. 26 aan de spoorweg terug in de richting Veenendaal, ontmoette onderweg de luitenant C.-le Sectie zw.mitr. (eveneens afkomstig van omgeving Kruiponder) met 3 man, die zich bij hem aansloot. Onderweg raakten zij het merendeel van het personeel kwijt. Bij de spoorweg werden zij gearresteerd door een patrouille van 2 A.M.C., die hen voor Duitsers aanzag en hen bracht naar St.K.-IV Div. en vandaar werden zij geleid naar St.K.-II L.K., waar eerst in de middag van 13 Mei het misverstand werd opgehelderd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 296