stelling van 3-1-8 R.I. bereikt. C.-8 C.Pag. werd bij de kunstweg achtergelaten en de R.C. ging verder. De bezetting van het stoplijngedeelte ten zuiden van de kunstweg bleek geschokt en zenuwachtig door het vijandelijk artillerievuur en de R.C. sprak hen moed in. Verder naar voren gaan was daarna onmogelijk, daar er zich reeds vijandelijke patrouilles tegenover de hindernissen vóór de loopgraven bleken te bevinden. Te ongeveer 15.00 bij zijn cp. terugkomende, trof de R.C. majoor J. H. H. Jacometti, C.-II-8 R.I. aan, die mededeelde, dat in het zuidelijke deel van zijn vak Duitse patrouilles tot nabij de stoplijn waren doorgedrongen en dat hij voornemens was, deze door een tegenstoot van een sectie te laten verdrijven -)• C.-8 R.I. vernam omstreeks 18.00 telefonisch van C.-I-8 R.I., dat hij bevel had gegeven aan de bezetting van de stoplijn, zuid van de kunstweg Rhenen-Grebbe (3-1-8 R.L), een tegenstoot (recht vooruit) uit te voeren. Hij achtte dit niet juist, daar hierdoor de stoplijn ter plaatse werd losgelaten. Nadat hij dit telefonisch aan C.-IV Div. had medegedeeld, zegde deze hem versterking van de stoplijn toe met een eskadron van 4 R.H. en met 1-24 R.I. (zie blz. 240). De tegenstoot van C.-II-8 R.I. C.-II-8 R.I. schatte de sterkte van de doorgedrongen vijand op enkele pa trouilles 3). Hij had vóór zijn vertrek naar C.-8 R.I. reeds telefonisch aan C.-3-II-8 R.I. opdracht gegeven, een sectie aan te wijzen voor het uitvoeren van een tegenstoot, waartoe de C. zich op een aangegeven punt bij de majoor moest melden. De hiertoe aangewezen C. van de 2e Sectie deed zijn sectie verzamelen en meldde zich intussen zelf bij de majoor, van wie hij vernam, dat hij met precies wist, waar de vijand zich bevond, doch dat de aanvalsrichting recht het bos in was 4). De sectie C. is zijn sectie gaan halen en daarmede bij de cp. van zijn C.C. komende, vernam hij, dat de majoor reeds vertrokken was met de kapitein, diens commandogroep en de 3e Sectie onder bevel van een vaandrig. Tevergeefs heeft hij toen getracht, de majoor te bereiken; hij liep tegen prikkeldraad vast, ont moette een vreemde sectie 5) en besloot ten slotte, weder naar zijn eigen opstelling terug te gaan. 272 (Zie ook de luchtfoto op blz. 192) 1) Deze zond de sergeant-majoor, C. van de 2e S.pag., naar de Grebbesluis terug met een stuk pag. ter vervanging van het stuk bij de sluis. Het spreekt vanzelf, dat dit stuk daar met meer kon komen. De sergeant-majoor zelf is onder aan de berg bij de 4e S. van de le Comp. «recht gekomen. 2) Zeer waarschijnlijk heeft de R.C. hem toen ingelicht omtrent hetgeen C.-II L.K. had menen te moeten opmerken over het gedrag der voorposten. De aanwezigheid op de cp. van C.-II-8 R.I. is het gevolg geweest van een telefonische mede deling, dat hij als wd. R.C. moest optreden. Waarschijnlijk was men door de langdurige afwezigheid van C.-8 R.I. ongerust geworden. T T ,vr u 3) De Duitsers bevonden zich nog in het vak van 1-8 R.I. ten N.W. van Heirnerstem. 4) Zijn woorden waren: „We zullen ze er wel even uitgooien en er met de blanke klewang op m- 8 Deze majoor was oud-officier van het K.N.I.L. en onderschatte blijkbaar de kracht van mitrail- 3)"vermoedelijk van 1-II-19 R.I., die op last van de D.C. voor een tegenaanval werd ingezet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 298