Het had de majoor te lang geduurd en daarom had hij C.-3-II-8 R.I. met zijn commandogroep en de dichtstbijzijnde twee groepen van de 3e Sectie bevolen, hem te volgen. Hij trok daarmede eerst ten oosten langs de Reg.cp., daarna langs de Heimersteinschelaan tot de stoplijn onder het roepen van „hollanders" en „mijngas" x). Na met veel moeite het prikkeldraad te zijn gepasseerd, werd een open terrein vóór het door 2-III-8 R.I. (in vak 1-8 R.I.) bezette stellinggedeelte bereikt en verspreid. C.-II-8 R.I. voerde de rechtervleugel aan, C.-3-II-8 R.I. het midden, de vaan drig-S.C. de linkervleugel. Er werd artillerievuur ontvangen en uit de eigen loop graven werd gevuurd door groepen, die niet wisten, dat deze tegenstoot voor hun front gaande was. De vijand bleek zich aan de overzijde van het met 50 cm hoge rogge begroeide open veld genesteld te hebben en schutters in de bomen te hebben geplaatst. Op de kunstweg Grebbe-Rhenen meende men twee pantserwagens te zien en de kleine troep ontving vuur van vier zijden. Twee mitrailleurs weigerden; zij werden door enige dappere soldaten uit elkaar genomen, waarna er een weder function- neerde. Er vielen doden en gewonden en ook de B.C. zelf ontving een dodelijk schot. Onder deze omstandigheden bleek het doorzetten van de aanval niet mogelijk, zodat C.-3-II-8 R.I. besloot, de troep te doen terugkruipen naar de loopgraven, hetgeen in N.W. richting werd uitgevoerd. Hierbij werd de Heimersteinschelaan weder overschreden en onderscheidde zich vooral de vaandrig door rustige en krachtige leiding. In de loopgraven van de 3e Sectie van 2-III-8 R.I., waar de aanvalstroep op terugging, was kort te voren een deel van 1-II-19 R.I. aangekomen, welke com pagnie was aangewezen om een tegenstoot in dit stellinggedeelte te verrichten. Hoe laat zich een en ander afspeelde, is niet met zekerheid bekend; vermoedelijk sneuvelde C.-II-8 R.I. tussen 17.00 en 18.00. C.-3-II-8 R.I. zond te 18.00 een bericht per ordonnans via C.-I-8 R.I. (die niet wist, dat C.-II-8 R.I. een tegenstoot in zijn vak was gaan uitvoeren) aan C.-8 R.I. omtrent het mislukken van de tegenstoot en het sneuvelen van C.-II-8 R.I. Hij ontving opdracht, zich weder naar zijn compagnie te begeven, doch de toestand was volgens hem zodanig, dat dit onmogelijk was. Later nam hij, in overleg met C.-1-II-19 R.I. een deel van de loopgraven onder zijn bevel. De tegenstoot van 1-11-19 R.I. Deze compagnie, als gevolg van het op blz. 254 vermelde bevel van de D.C. aan gewezen voor een tegenstoot, bestond uit drie sectiën 2) en werd voor de tegenstoot versterkt met een sectie van de M.C. Zij marcheerde te ongeveer 15.45 uit Rhenen af, overschreed het spoorwegviaduct en volgde van kp. 109.8 de Heimersteinsche- 273 (Zie ook de luchtfoto op blz. 192) 0 Mijngas was op 12 Mei het „woord". Het roepen diende, om de soldaten te doen weten, dat zij met eigen troepen te maken hadden en niet moesten schieten. 2) De vierde sectie was belast met de beveiliging van de cp. van C.-IV Div.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 299