b. OPDRACHT VAN HET VELDLEGER EN DE BEVOLEN UITVOERING DAARVAN De opdracht van het Veldleger was vastgelegd in de Persoonlijke Aanwijzingen van de O.L.Z. van 30 Maart 1940, afd. Landmacht Sectie I Nr. 29 P (Bijlage A. I). Hierop had de C.V. zijn brief van 3 April 1940 Sectie I Nr. IIP (Bijlage A. II) verzonden, ten doel hebbende, zich meer vrijheid van handelen te verzekeren, dan de aanwijzingen van de O.L.Z. in feite toelieten. Deze beperkten zich nl. niet tot het formuleren van de opdracht, doch grepen in de uitvoering in. Zo schreven zij voor, dat Brig. B en III L.K. de Lingestelling moesten bezetten, terwijl de C.V. dit slechts wilde doen uitvoeren door III L.K., ten einde Brig. B in reserve te kunnen brengen. De C.V. had, ter uitvoering van de Aanwijzingen van de O.L.Z., aan C.-III L.K. zijn Persoonlijke Aanwijzingen van 5 April 1940, Sectie I, Nr. 16 P (Bijlage A. III) verstrekt, terwijl hij aan C.-Brig.B zijn Operatieve Aanwijzingen van 5 April 1940, Sectie I, Nr. 17 P (Bijlage A. IV) had gegeven. De O.L.Z. verstrekte daarna aanvullende Persoonlijke Aanwijzingen d.d. 12 April 1940, Afd. Landmacht, Sectie I, Nr. 53 P met betrekking tot de terugtocht van de Lt.Div. (Bijlage A. V). Tot goed begrip diene, dat de onderdelen, bestemd voor Brig. G, inmiddels reeds ter beschikking van de C.V. waren gekomen, dat deze brigade was gevormd en dat met het bevel hierover reserve generaal-majoor G. Dames was belast. Deze, die tot nu toe met twee toegevoegde hoofdofficieren een bijzondere opdracht had gehad, kreeg aan zich toegevoegd de Staf van Brig. D uit het Oostfront-Vg. Holland, die, evenals de Staven van 25 R.I. en 32 R.I., door de O.L.Z. ter be schikking werd gesteld. Voorts waren uit het gebied van de T.B.O. los gemaakt troepen ter waarde van drie bataljons, die bij het He en IVe Legerkorps waren ingedeeld. Alle, bij de aanwijzingen van de O.L.Z. van 30 Maart bevolen maatregelen hadden versnelde uitvoering gevonden tengevolge van de verhoogde spanning omstreeks 10 April, toen de aanval van de Duitsers op Denemarken en Noorwegen de veronderstelling wettigde, dat ook een aanval op Nederland en België wellicht spoedig zou volgen. Voor de verdediging van de stellingen waren reeds vroeger door de C.V. bevelen gegeven in een Verdedigingsbevel voor de Brigs. B en A en een voor het II en IV L.K. Van het bevel voor II en IV L.K. is een afschrift bijgevoegd als Bijlage A. VI. Samengevat kwam de inhoud van de aanwijzingen van de O.L.Z. en de daaruit voortvloeiende aanwijzingen van de C.V. op het volgende neer. Het Veldleger moest de hardnekkige verdediging tegen een aanval uit oostelijke richting voeren ten noorden van de Waal in de Betuwestelling (oude Linie Ochten- De Spees) en de Valleistelling (oude Grebbelinie) terwijl door III L.K. zou 5 In de verdedigingsbevelen van de C.V. waren de namen Betuwestelling en Valleistelling in gevoerd, om het verouderde begrip „linie" te vermijden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 29