Ongeveer op dit tijdstip verscheen C.-le Compagnie bij C.-3e Compagnie en trof deze in een zeer gedemoraliseerde stemming aan (zie blz. 266). Hij kalmeerde het personeel van 3-1-8 R.I. en vertrok daarna onderlangs de Grebbeberg en langs de Rijn naar voren naar zijn eigen compagnie, waarvan hij de juiste toestand niet wist. De situatie was zo, dat de 3e Compagnie boven op de berg de tegenstoot had uitgevoerd tegen daar doorgedrongen Duitsers, terwijl zich vóór en onderaan de Grebbeberg nog de reservesectie van 1-1-8 R.I. bevond. De Duitsers, die, uit de holle weg bij de Grebbesluis komende, zuid van de kunstweg in het terrein waren ontwikkeld, bevonden zich dus tussen de 3e en een deel der le Compagnie. C.-le Compagnie vond nog slechts die ene sectie intact en trok daarmede langs de stoplijn terug naar Rhenen (de omgeving van de spoorweg), om deze mannen op hun verhaal te laten komen en hiervan verdwenen er enigen. Met de rest begaf hij zich vervolgens weder naar de stoplijn, waarvan hij de rechter vleugel onder aan de berg bezette. Van de 3e Compagnie waren de vaandrigs, Cn. der le en 3e Sectie met een deel van hun personeel in de loopgraven teruggekomen; de vaandrig, C. der rechter sectie, die niet had kunnen aanvallen, was een patrouille gaan maken, om te zien, waar hij wel tot steun van de aanval kon optreden. Hij vond aan de Rijnzijde een plaats, waar hij meende, met succes een flankaanval te kunnen doen. Zijn des betreffend verzoek aan de C.C. kwam echter te laat, daar de rest van de compagnie reeds was teruggetrokken J). De sergeant, C. der 4e Sectie was zwaar gewond. Gedurende de nacht van 12 op 13 Mei werd nu in onderling overleg tussen C.-3-1-8 R.I. en de kapitein van l-III-ll R.I., die met een detachement ter plaatse was gekomen, het noordelijk gedeelte der stelling door de manschappen van III-ll R.I. bezet, terwijl het restant van de 3e Compagnie het midden gedeelte bezet hield en het restant van 1-1 de rechtervleugel bij de Rijn vormde. Overige naar voren gezonden onderdelen en officieren Wij zullen thans de lotgevallen nagaan van III-ll R.I., 3-4 R.H. en 1-24 R.I., die door C.-IV Div. naar de Grebbeberg waren gezonden (zie blz. 239 en 240). III-ll R.I. Alvorens de opmars van dit bataljon uit Rhenen naar de Grebbeberg te be schrijven, waartoe te ongeveer 15.30 de opdracht werd verstrekt, zal in het kort worden medegedeeld, wat zich te voren al had afgespeeld, omdat dit een kijk geeft op de toestand in dit bataljon. III-ll R.I. had op 10 en 11 Mei geholpen bij evacuatie van burgerbevolking en was uitgeput door patrouilles tot opsporing van gemelde parachutisten. Een compagnie was ingedeeld bij het naar Rotterdam gezonden 1-11 R.I., andere 278 (Zie ook de luchtfoto op blz. 192) 0 Hij is bij de le Comp. terecht gekomen en bleef, toen deze later terugtrok, alleen achter. Later is hij omsingeld geweest, heeft zich schuil weten te houden en is naar het O. ontkomen. Te Renkum viel hij in handen van de Duitsers, doch wist te ontvluchten en zich in een fabriek tot na de capi tulatie schuil te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 304