De kapitein heeft verder het N. gedeelte van de stoplijn van 3-1-8 R.I. bezet gehouden en heeft contact gehad met de eerder genoemde kapitein der artillerie Greter en met C.-3-4 R.H. Na geruime tijd op orders te hebben gewacht, heeft hij zich met twee soldaten naar het uitgangspunt begeven en een ordonnans uit gezonden, om de beide andere C.Cn. te zoeken. Inmiddels was de 2e Comp. ten N. van de kunstweg voorwaarts gegaan en aan gekomen in de stoplijn, die onder vuur lag van Duitsers aan de overzijde van het daarvoor gelegen korenveld. De C.C., die (evenals zijn collega aan de Z.zijde van de weg) niet had begrepen, dat hij de stoplijn moest versterken, doch meende, dat zijn compagnie moest aanvallen, verzocht aan de luitenant, C. van de rechter sectie van 2-III-8 R.I., die zich daar bevond, de hindernissen voor de stoplijn te mogen doen doorknippen, wat deze weigerde. De kapitein zond nu twee ordon nansen naar de B.C. om nadere bevelen, doch deze kwamen onverrichterzake terug. Hij ging zelf zoeken en vernam, dat de majoor gewond was vertrokken en het commando had overgegeven aan C.-le Comp., (hetgeen niet juist was, althans door deze niet was begrepen). Hij kreeg contact met C.-2-III-8 R.I. en een luitenant van 8 C.Mr, (die met twee sectiën achter de stoplijn stond) en voerde een telefoongesprek x) in de cp. van eerstgenoemde. Daarna nam hij op advies van de luitenant ter plaatse het besluit, met zijn compagnie en de sectie zw.mitr. 300 m terug te gaan 2), daar de kunstweg over te steken en ten Z. van de weg de aanval te hervatten. Was hij ter plaatse gebleven, dan was ten minste dit stoplijngedeelte versterkt geweest, doch het eigenmachtig terugtrekken, in strijd met wat hem bevolen was, leidde slechts tot wanorde. Doordat het verband in de compagnie slecht was en door onjuiste bevelvoering werd het terugtrekken zeer onordelijk uitgevoerd, mede als gevolg van het artillerie- en mortiervuur, dat op de stoplijn lag. De kapitein kwam met 30 man bij de ingang van Ouwehands Dierenpark, waar zich later twee van zijn sectiecommandanten met delen van hun sectiën bij hem aansloten. De beide sectiën zw.mitr. aan en ten N. van de kunstweg, werden verzameld bij de karren en trokken in verband met het artillerievuur stuksgewijze met grote snelheid terug. C.-M.C. vernam van een onbekende, dat moest worden teruggetrokken naar het viaduct en gaf daarvoor bevelen. Een deel van de Bt. 6 veld trok onder invloed van het artillerievuur terug, doch de C. bleef ter plaatse en een stuk werd tot staan gebracht; twee stukken werden opgevangen en terug gebracht door kapitein der artillerie Greter, zodat van deze Bt. 3 stukken weder bij de ingang van Ouwehands Dierenpark aankwamen. Op het ogenblik, dat C.-2e Comp. bij Ouwehands Dierenpark aankwam, ver scheen aldaar de kapitein-opvolger B.C., die in Rhenen had gehoord, dat de B.C. was gewond. Op zoek naar het bataljon had deze reeds groepjes terugtrekkenden 282 Het is niet bekend geworden, met wie dit is gevoerd. 2) De kapitein beweert, daartoe een order gekregen te hebben van C.-le Comp., die echter ont kent, een dergelijk bevel te hebben gegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 308