Na zijn terugkeer werd deze opdracht uitgevoerd, waarbij het le en 3e Peloton zuid en het 4e Peloton noord van de kunstweg aan de spoorbaan werden geplaatst, terwijl de enig overgebleven groep van het 2e Peloton op 200 m west van het viaduct als reserve werd opgesteld. Hiermede was ook deze versterking van de stoplijn op niets uitgelopen. 1-24 R.I. Zoals eerder is medegedeeld, was dit bataljon, na van 4.30 af in de bossen bij Amerongen te hebben doorgebracht, te ongeveer 14.00 op last van C.-II L.K. gaan legeren, toen tussen 16.00 en 17.00 de opdracht van C.-IV Div., mondeling overgebracht door diens kapitein-adjudant, kwam om met spoed naar de Grebbe- berg op te rukken. Er werd reeds op gewezen, dat deze kapitein de opdracht niet goed had begrepen en overbracht, dat het bataljon op 800 m frontbreedte moest aanvallen, terwijl de bedoeling van de D.C. is geweest, de frontlijn te bezetten, nadat deze was her nomen door andere onderdelen. De frontbreedte werd na een opmerking van de B.C. door die kapitein op eigen houtje gewijzigd in 500 m en de haast voor het oprukken was zo groot, dat niet meer kon worden toegestaan, de maaltijd te nuttigen (die juist gereed was), want de „tegenstoot" moest nog vóór de nacht plaats hebben. Andere inlichtingen,zoalsb.v.het beloop van de stoplijn,kon de kapitein niet geven. De afmars van het bataljon geschiedde als volgt: De reserve-kapitein-B.C., de luitenant-adjudant, enig personeel en de vier C.Cn. reden per rijwiel vooruit en waren ongeveer een half uur voor het bataljon te Rhenen. Daarna volgden de Compn. in de volgorde 2, 3, 1, M.C., gedeeltelijk met rij wielen. Het tempo werd bepaald door de marcherende M.C. Bij Remmerden lagen zoveel rijwielen (afkomstig van geëvacueerde bevolking), dat het gehele bataljon (min M.C.) de mars per rijwiel kon voortzetten tot Rhenen, dat door het gros te ongeveer 18.00 werd bereikt (door de M.C. wat later). Onderweg ontmoette de B.C. achtereenvolgens twee kapiteins van Staf-IV Divisie, die geen van beiden nauwkeurige inlichtingen konden geven. Wel heeft de B.C. begrepen, dat zuidelijk van zijn bataljon op de Grebbeberg een eskadron huzaren een gelijksoortige opdracht moest uitvoeren. Omtrent het vóór hem op rukken van III-ll R.I. was hem niets bekend. De B.C., die in de overtuiging verkeerde, dat hij een tegenstoot moest uitvoeren, zond geen officier vooruit, ten einde bij de commandanten in de hws. de nodige gedetailleerde inlichtingen te verkrijgen, die voor een oordeelkundige uitvoering van zijn opdracht toch noodzakelijk waren. Aangekomen bij kp. 107 werden de rijwielen achtergelaten en deed de B.C. de munitie uit de gevechtstrein aanvullen. Handgranaten werden niet uitgereikt ;l). 287 (Zie ook de luchtfoto's op blz. 192 en 307) 0 Volgens een mededeling van de luitenant-adjudant hebben enkele officieren wel handgranaten medegenomen. De bataljonscommandant verklaarde, dat het personeel van het bataljon geen verstand had van handgranaten en dat deze in hun handen een gevaar waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 313