De B.C. gaf bevelen voor het gereedstellen ter hoogte van Ouwehands Dieren
park met de 2e Comp. als rechter Voorcomp. en de 3e Comp. als linker Voor-
comp.; aan elke compagnie toegevoegd een sectie zw.mitr.; de le Comp en M.C.
(min twee Sn.) zouden reserve worden.
De voorcompagnieën moesten drie sectiën x) in voorste lijn brengen op een front
van 100 m; de reserve 150 m achter de voorcompagnieën.
Tussen 18.30 en 19.00 ontmoette de B.C. te Rhenen de aan de voet gewonde
C.-III-ll R.I. op de duo van een motorrijwiel. Deze, die van de bestemming van
1-24 R.I. niets wist, verstrekte inlichtingen, waaruit de B.C. vernam, dat eigen
troepen op elkaar schoten en dat er uit de bomen werd geschoten, doch dat er
geen sterke vijand was.
Bij de mars door Rhenen, welke met vergrote afstanden plaats had, werd geen
artillerievuur ontvangen.
Vóór het spoorwegviaduct ontmoette de B.C. de kapitein, C.-Vbd.A-8 R.i., die
namens C.-8 R.I. de beschikking vroeg over twee sectiën tirailleurs en een sectie
zw.mitr., waartoe werden aangewezen: twee sectiën van de le Comp., onder bevel
van een vaandrig, en een sectie zw.mitr., welke met die kapitein zijn vertrokken
via de cp.-8 R.I. naar de stoplijn van II-8 R.I., ten einde de tengevolge van de
tegenstoot ontblote loopgraven te bezetten en andere lacunes op te vullen 2).
De B.C. deed de brug over de ingezonken spoorweg bij Rhenen overschrijden,
zonder dat veiligheidsmaatregelen waren genomen tegen verrassing. Hij verkeerde
in de overtuiging, op te marcheren achter een lijn, die door 8 R.I. voldoende
sterk bezet was, zodat zijn bataljon zich op de geschetste wijze rustig kon gaan
gereedstellen. Verband met de Cn. in de stoplijn nam hij ook thans niet op.
Waarom C.-8 R.I. niet onmiddellijk bij aankomst van het bataljon de nodige
inlichtingen heeft doen geven en geen gidsen heeft doen verstrekken en waarom
C.-I-8 R.I. niet door C.-8 R.I. is ingelicht omtrent de opmars van 1-24 R.I., zijn
vragen, waarop geen antwoord is kunnen worden verkregen. Vermoedelijk begon
de vermoeienis en de snelle opvolging der gebeurtenissen het helder denken der
commandanten te beïnvloeden. Bovendien moet een rol gespeeld hebben, dat
C -IV Div niet volstond met de ter versterking bestemde onderdelen ter be
schikking te stellen van C.-8 R.I., doch zelf in diens vak de opdrachten bepaalde.
Deze uit een oogpunt van bevelvoering minder gewenste wijze van handelen is
als een der oorzaken van de mislukking te beschouwen.
Toen de achterste (le) compagnie van 1-24 R.I. de spoorweg overschreed, viel
er mitrailleur vuur. Op dat ogenblik begon het reeds donker te worden. De B.C.,
die zich ten O. van het viaduct ophield, deed in verband met het vuur de compagnie
288
1) Volgens de B.C. stelde de 2e Compagnie zich later gereed met 2 sectiën voor en twee sectien
achter, elk met een stuk zw.mitr. De C.C. verklaart uitdrukkelijk, dat deze formatie hem was
2)° De^ectie^irailleurs onder de vaandrig is gebracht in de stelling van de 3eSectie van 3-II-8 R.L,
de andere in de stellingen van de sectie van 11-19 R.I. in het vak, dat onder bevel
van C.-M.C.-II-8 R.I., terwijl de sectie zw.mitr. onder bevel van deze laatste is gekomen en in
de beschikbare stellingen bij de andere sectiën zw.mitr. van dat vak is geplaatst.