zijde in de timmerfabriek De Stoomhamer en verschillende huizen Duitsers hadden genesteld, die krachtig onder vuur werden gehouden. Kapitein Gr eter van 4 R. A Omtrent deze kapitein, die door C.-II L.K. naar C.-I-8 R.I. was gezonden, om het bevel te voeren over een troep, welke een tegenstoot moest uitvoeren, werd reeds medegedeeld, hetgeen hij aan C.-II L.K. bij terugkomst had gerapporteerd zie blz. 232). Zijn lotgevallen zullen thans wat uitvoeriger worden beschreven, omdat daaruit duidelijk blijkt, hoe de toestand op de Grebbeberg was. Na zich per motorrijwiel op weg begeven te hebben, ontmoette hij reeds bij Amerongen terugvloeiende troepen van 8 R.I. op een vrachtauto, die hij aanhield en terugzond, evenals groepen wielrijders van III-ll R.I. Bovendien ontmoette hij wielrijders van 11-19 R.A., onder bevel van een kornet (zie nootJ) op blz. 223) aan wie hij, in overleg met de Afd.C. opdroeg, de infanterie en wielrijders onder zijn bevelen te nemen en richting Rhenen terug te keren. Aan wachtposten te Amerongen verbood hij, troepen, die terugvloeiden, door te laten. Na een gerucht te hebben opgevangen omtrent het veroveren van Rhenen door de Duitsers, trof hij bij Remmerden C.-III-ll R.I. aan, die zijn teruggetrokken compagnieën zocht. Hij deelde de majoor mede, waar hij onderdelen van het bataljon had aangetroffen en terwijl overwogen werd, of hij het commando over de 2e Compagnie zou overnemen, daagde de commandant van die compagnie op. Een kapitein van St.-IV Div., aldaar tegenwoordig, ging verder naar voren en kapitein Greter sloot zich bij hem aan. Zij bereikten te Rhenen de cp. van C.-II-19 R.I., die mededeelde, dat door artillerievuur op het viaduct de bataljons op de Grebbeberg niet meer waren te bereiken; kort daarna kwam er echter een ordon nans van C.-I-8 R.I., waaruit bleek, dat het wel kon. Kapitein Greter begaf zich onmiddellijk naar C.-I-8 R.I., die hem geen com mando over een compagnie wilde geven, daar zijn commandanten aanwezig waren. Deze B.C. klaagde er over, dat het vijandelijke artillerievuur het moreel van zijn troep aantastte, terwijl de voorgenomen tegenstoten noodzakelijk maakten, dat geen eigen artillerievuur voor de stoplijn werd afgegeven. Daar hij geen ordonnans had, die het viaduct durfde over te steken en de telefoon verbroken was, droeg hij de kapitein op, een bericht aan de eigen artillerie over te brengen voor het doen eindigen van het afsluitingsvuur voor de stoplijn, terwijl hij hem tevens verzocht, een brief met bijzonderheden aan C.-II L.K. over te brengen. De B.C. richtte zich dus rechtstreeks tot de L.K.C. met voorbijgaan van de R.C. en D.C., niettegenstaande de cp. van de R.C. zich op 10 min. afstand bevond. Het enige vuur, dat door de eigen artillerie voor de stoplijn was afgegeven, was een voorbereid afsluitingsvuur, dat de 14.59 was afgegeven door 1-8 R.A. ter weers zijden van de Heimersteinschelaan (zie hierna bij de beschrijving van het optreden der artillerie). 294 Dit waren delen van III-ll R.I., die op last van een der kapiteins terugtrokken naar Remmerden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 320