Hoewel niet aangevallen, meende hij te bemerken, dat in het vak van 1-II-8 R.I. de vijand actiever werd en hij vreesde omsingeling, waartoe echter nog geen kans bestond, omdat er nog twee sectiën meer zuidelijk in de tussenverdediging stonden. De troep (2e Sectie en de uit de frontlijn afkomstige le Sectie) werd zenuwachtig en de kapitein besloot te ongeveer 21.30, terug te trekken. Hij begaf zich met de twee sectiën tirailleurs naar Berg en Dal, meldde zich daar bij C.-II-ll R.I. en ontmoette tevens C.-2-3 R.H. weder. Hij had eveneens aan C.-2e Sectie zw.mitr., die in zijn vak de koepels 30 en 31 (reeds onbruikbaar geschoten) en in het neven vak koepel 29 bezet hield, bevel gegeven, terug te trekken en deze luitenant trok met zijn personeel naar Eist, bracht daar de nacht door en is in het stellinggebied niet meer terug geweest. C.-2-II-8 R.I. heeft aldus zonder noodzaak een gat in de tussenverdediging doen ontstaan op een plaats, waar het vlakke voorterrein tot de Grift toe volkomen door vuur werd beheerst en waar de tussenverdediging van II-8 R.I. aan de frontlijn van III-19 R.I. aansloot. Het vallen van de frontlijn in dit stellinggedeelte be hoefde geen ernstig verlies te betekenen, zolang de tussenverdediging slechts intact bleef. Het gevaar op zijn flank, dat de kapitein vreesde, had hij bovendien met de uit de frontlijn teruggetrokken sectie kunnen afweren. In ieder geval was het on toelaatbaar, om zonder dat er een gevecht aan de gang was en zonder overleg met de zuidelijke nevencompagnie zijn stelling los te laten. Te vreemder is dit besluit, dat volkomen in strijd was met de bevelen, dat ieder ter plaatse tot de laatste man en de laatste patroon moest stand houden, daar deze kapitein op C.-2-3 R.H. een rustige indruk maakte. Deze laatste heeft hem niet krachtig ontraden, zijn stelling te ontruimen, doch door twijfelachtig advies aan dat besluit voedsel gegeven. Het teruggaan van de beide eskadrons en de sectie zw.mitr. van de huzaren, van de twee secties van 2-II-8 R.I. en de 2e Sectie zw.mitr. vormden bij kp. 25 een stroom van terugtrekkenden, die aldaar de indruk gaven, dat het in het voor terrein volkomen mis was en bij 11-11 R.I. mede aanleiding tot paniek werd. In werkelijkheid was er echter elders dan op de Grebbeberg zelf nog geen vijandelijke druk, terwijl zelfs de omgeving van Kruiponder nog bezet was door eigen afde lingen. Toestand in de stoplijn (zie schetskaarten C. 8 en 9). Gaan wij nu na, hoe de toestand in de stoplijn en op de cpn. van de Cn. van I en II-8 R.I. was. 1-8 R.I. Uit het voorgaande is gebleken, dat de tegenstoten waren mislukt en van de versterking van de stoplijn slechts hier en daar iets was terechtgekomen. Ten zuiden van de kunstweg, in het oorspronkelijke vak van 3-1-8 R.I. bevond zich op de rechtervleugel C.-1-I-8 R.I. met een verzameling militairen van zijn eigen compagnie, van 8 C.Pag. en van de M.C. In het midden bevond zich het restant van 3-1-8 R.I., waarbij zich de C.C. en twee vaandrigs-sectiecomman danten bevonden en bovendien een sergeant-majoor van 2-1-8 R.I. 299

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 325