Aan de Rijnoever was een stuk pag. onbruikbaar gemaakt en een stuk 6 veld verlaten. De sectie artillerie voor rivierbestrijking was verlaten, toen de luitenant, sectie commandant in de namiddag te ongeveer 16.00 voor een bespreking bij de D.C. was ontboden. De bediening had de lt.mitr. afgegeven aan de kanonneerboot Freyr, die zich ter plaatse bevond. Later wist de luitenant zijn personeel weder in de stelling te verzamelen. De Commandant van Hr.Ms. Freyr was des morgens bij C.-IV Div. ontboden en had opdracht ontvangen, de landing van de troepen voor de tegenstoot te be schermen. De le officier was aan de wal geweest en had getracht, uit een infanterie- keuken eten voor de bemanning te bemachtigen. Hij had zich, na eerst beschoten te zijn, met moeite aan gevangenneming weten te onttrekken. Toen bleek, dat de vijand op de Grebbeberg was doorgedrongen en vijandelijk artillerievuur op het schip werd afgegeven, koos de commandant een veiliger ligging stroomafwaarts A). Op de linkervleugel van dit stoplijngedeelte hadden twee groepen van 1-III-11 R.I., waarbij de kapitein, de loopgraven bezet. Bij de kunstweg had een stuk van 8 C.Pag. in stelling gestaan, waarvan de be diening op de volgende wijze buiten gevecht was gesteld. Onmiddellijk voorafgaande aan de stoot van de Duitsers was, volgens oog getuigen, plotseling een man in burgerkleding op gymnastiekschoenen langs de weg komen rennen, die een handgranaat in het onderkomen van de pag. had ge worpen en daarna was verdwenen. Of dit verhaal geheel juist is, dan wel gedeeltelijk op fantasie berust, kon niet meer worden nagegaan, doch zeker is, dat dit stuk geen schot heeft gelost, zoals later uit de geheel intacte munitievoorraad bleek. Vóór dit stellinggedeelte groeven de Duitsers zich gedurende de nacht in en uit de Nederlandse stelling kon men hen horen praten, terwijl werd bemerkt, dat er aan de draadhindernissen werd geknipt. Ten noorden van de kunstweg was 2-III-8 R.I. met van Z. naar N. de le, 2e en 3e Sectie 2) opgesteld, respectievelijk onder bevel van een luitenant, een cadet vaandrig en een dienstplichtig sergeant. De commandant van deze compagnie was eerst enige dagen voor het uitbreken van de oorlog als zodanig opgetreden en de luitenant, die het bevel had gevoerd, was overgeplaatst naar een voorposten compagnie. De compagnie had geen diepteopstelling; alle groepen stonden naast elkaar in loopgraven, waaruit slechts gevuurd kon worden door de schietgaten van de over dekte mitrailleuropstellingen en een aantal standplaatsen voor geweerschutters. De loopgraven waren met strak gespannen en door takken gecamoufleerd ijzer- draad met gaas overdekt, waardoor de mannen weerloos waren tegen aanvallen met handgranaten; zij vormden aldus muizenvallen. 300 Het schip heeft niet meer daadwerkelijk aan de strijd deelgenomen. Het is op 13 Mei, toen de algemene terugtocht duidelijk werd, naar Culemborg gevaren, waar contact werd opgenomen met de Marinestaf en de opdracht werd ontvangen, op te stomen naar Amsterdam. 2) De 4e Sectie was ingedeeld bij 2-1-8 R.I.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 326