De luitenant van 1-IV Bat.Pag. was teruggetrokken en is later nog bij het spoor wegviaduct gezien, doch in de omgeving daarvan gesneuveld. In de loop van de nacht had nu het volgende plaats. De luitenant begaf zich met zijn mannen van de keuken op weg naar de C.C., kwam daar te 24.00 met ongeveer 15 man aan, werd naar zijn stelling terugge zonden, doch ontving in de verbindingsloopgraaf vuur van (naar hij verklaart) twee Duitse mitrailleurs, die van twee zijden door de loopgraaf vuurden en keerde terug naar de C.C. 1). De C.C., die meende, dat er slechts sprake was van paniek, ging daarop met de luitenant aan het hoofd van het troepje naar voren, doch ook nu werd het voor waarts gaan gestuit door mitrailleurvuur, dat in de loopgraaf sloeg. De beide officieren trachtten nu langs een omweg (via de kunstweg) de mannen (waarbij een gewonde) naar hun sectie terug te brengen, doch kwam onder vuur van personeel van de cp. van C.-I-8 R.I. en van Duitse patrouilles, waardoor een man werd gewond en de troep in het bosterrein uit elkaar stoof. De kapitein zelf raakte ge wond en kroop naar de cp. van de B.C., vanwaar hij zijn eigen cp. heeft doen in lichten en tot na de capitulatie met andere gewonden in een kelder heeft gelegen. De luitenant (C.-le Sectie) kroop met een gewonde door het terrein naar zijn stelling terug en zag onderweg een gesloten Duitse afdeling langs de kunstweg in de richting van het viaduct oprukken. Aangekomen in zijn eigen loopgraaf vond hij daar een zestal mannen in zware slaap; de stoplijn was dus, zij het ook zwak, weer bezet. De 2e Sectie, waar men 's middags het sneuvelen van C.-II-8 R.I. en van een luitenant van 1-11-19 R.I., alsmede de mislukte tegenstoten met eigen ogen had gezien, was met moeite op haar plaats gehouden, toen de vluchtenden van de le Sectie doorkwamen. De sectiecommandant, in de mening verkerende, dat de le Sectie was verdwenen, deed de eigen loopgraven naar rechts en naar achteren in staat van verdediging brengen. Hij vond, toen hij zijn kapitein ging inlichten, diens cp. verlaten en bij een bezoek bleek hem, dat de stelling van de 3e Sectie overvol was. Bij het aanbreken van de dag bezocht hij de loopgraven van de le Sectie en vond daar weer de luitenant-sectie C., zeer ontmoedigd, met een paar man. Geleidelijk kwamen er daarna weder verschillende soldaten terug, doch C.-le Sectie zelf moest het commando over de compagnie op zich nemen, toen hij vernam, dat de kapitein gewond was. Hij werd in de vroege morgen door de B.C. per telefoon ingelicht, dat uit de richting Achterberg door eigen troepen een tegen aanval zou worden uitgevoerd. In de commandopost van C.-I-8 R.I. bestond slechts een onduidelijk beeld van de toestand. De luitenant-adjudant had zich tijdens de aanvalspoging van 1-II-19 R.I. en de opmars van 2-III-11 R.I. in de cp. van C.-2-III-8 R.I. opgehouden, doch was daarna teruggekeerd. Een juist inzicht in hetgeen zich langs de kunstweg had afgespeeld, nl. een aanval van de Duitsers, had de B.C. niet. Wel was een soldaat van III-ll R.I. 302 1) Deze loopgraaf was echter afgesloten door C.-2e Sectie, zodat het niet onmogelijk is, dat het vuur door eigen mensen werd afgegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 328