van zijn bevel had ontheven, de D.C. daaromtrent had willen inlichten, doch dit van zijn R.C. niet had mogen uitvoeren in verband met een nieuwe opdracht. C.-4 R.H. beschikte over zijn toegevoegde hoofdofficier, het le en 6e Eskadron, 2-3 R.H., het M.E., het E.Pag. en de S.Mr., terwijl hij nu ook 3-4 R.H., in stelling bij het viaduct, er bij kreeg. Hij kende de stellingen niet en had op de cp. van C.-IV Div. vernomen, dat de vijand zich nog op 800 m ten oosten van de spoorlijn bevond. C.-3-4 R.H. deelde hem mede, dat dit eskadron bij het viaduct, ter weerszijden van de kunstweg, was opgesteld, rechts aangeleund aan een compagnie infanterie en links aan een M.C. en dat ten O. van het viaduct ieder op ieder schoot, doch dat daar slechts zwakke vijandelijke troepen waren. Zonder eerst contact op te nemen met C.-II-19 R.I. en zonder zich eerst nader te oriënteren, nam C.-4 R.H. het besluit, zijn opdracht offensief uit te voeren en hij gaf ter plaatse (op het wegenkruispunt, 600 m ten Z. van Berg en Dal) aan zijn toegevoegd hoofdofficier opdracht om het bevel op zich te nemen over 1, 3, M.E. (min twee sectiën), E.Pag. (3 stukken) en de S.Mr., die moesten stelling nemen tussen de Rijn en een (aangegeven) lijn, ongeveer 500 m ten N. van station Rhenen als vast houdende groep, ten einde te beletten, dat de vijand de spoorlijn over schreed. Als inlichting werd gegeven, dat 2-3 R.H., versterkt met een sectie zw.mitr., ten N. van zijn groep zou komen en dat ten Z. van 3-4 R.H. zich een compagnie infanterie bevond. C.-2-3 R.H., die zich, na zijn terugkeer uit de stelling van II-8 R.I. bij Berg en Dal bevond, ontving opdracht, zijn eskadron, met een stuk pag. en een sectie zw.mitr. gereed te stellen aan de kunstweg bij Vreewijk, voorwaarts te gaan naar de spoorweg en er op te rekenen, dat hij bij het aanbreken van de dag de spoorweg moest overschrijden, om het voorgelegen terrein te zuiveren van vijand C.-6-4 R.H., eveneens uit het voorterrein bij Berg en Dal aangekomen, ontving opdracht, met zijn eskadron en een sectie zw.mitr. aan de W.zijde van Rhenen opstelling te nemen 2) als reserve. C.-4 R.H. begaf zich op 13 Mei 0.30 via kp. 105 aan de kunstweg Elst-Rhenen naar Rhenen en deed per auto een verkenning langs de kunstwegen, o.a. langs de Achterbergsche weg. In zijn verslag deelt hij mede, dat hij geen andere troepen heeft waargenomen, dan een sectie zw.mitr. bij het viaduct, zodat de verkenning wel zeer vluchtig moet zijn gehouden, al moet in aanmerking worden genomen, dat veel troepen in en achter huizen en loopgraven waren verborgen en in het uitgestrekte terrein geen dichte bezetting vormden, terwijl het bovendien nacht was. 317 0 Men vraagt zich af, hoe een dergelijke uitvoering overeen te brengen was met de zui/er defen sieve opdracht. C.-4 R.H. heeft later verklaard, dat zijn ondervinding op 10 Mei hem had geleerd, dat lichte troepen op een breed front passief geen verdediging konden voeren. Uit alles blijkt, dat hij van de hardnekkige verdediging, waarom het hier ging, niets begreep en er een eigen tactiek op na hield. 2) In de verslagen wordt gesproken van opname- en achterhoedestelling; beide namen waren onjuist.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 343