Het bij hem ingedeelde stuk pag. deed hij op de Achterbergsche weg in stelling komen met front naar kp. 25. Hij ging voorwaarts met twee voorpelotons en twee pelotons in reserve, terwijl de sectie zw.mitr., op de linkervleugel geplaatst, de aanval met vuur zou steunen. De beide voorpelotons hebben de spoorweg bereikt, doch in verband met een tussen hen ontstaan gat moest de E.C. een peloton daar tussen inzetten. Hij gaf daarna bevel, de spoorlijn te overschrijden, doch daar deze in een ravijn lag, waarvan de wanden zwaar met prikkeldraad waren bezet, gelukte dit slechts aan één peloton. De pelotonscommandanten kregen enig contact met infanterie (van 2-1-46 R.I.) en vernamen tot hun verwondering, dat er zich een stelling ten O. van de spoorweg bevond. Op de rechtervleugel van het eskadron werd verband verkregen met de linkervleugel van 1-4 R.H. Daarna ontving de E.C. bevel van C.-4 R.H., terug te gaan op de uitgangsstelling aan de Achter bergsche weg, hetgeen hij uitvoerde Het peloton, dat na veel moeite de over zijde van de spoorlijn had weten te bereiken, moest dus de moeilijke weg terug aanvaarden. 6-4 R.H. was met een sectie zw.mitr. geplaatst op de kunstweg naar Rhenen bij de westrand van deze plaats. Van het E.Pag., dat op 22 Mei een stuk had verloren en dus nog slechts drie stukken telde, was een stuk ingedeeld bij 2-3 R.H.de beide andere waren onder de toegevoegde hoofdofficier gesteld, die deze bij Rhenen niet nodig oordeelde, zodat zij naar de W.rand van Rhenen werden gezonden. Later heeft C.-E.Pag. een stuk ingedeeld bij 3-4 R.H., doch dit is met 3-4 R.H. in de nacht terugge trokken en verdwenen. Enige uren later heeft de E.C. zich met het nog beschikbare stuk begeven naar het viaduct en zich onder bevel gesteld van kapitein Gelderman. Het aanvankelijk bij 2-3 R.H. ingedeelde stuk is verdwenen. De verdere gebeurtenissen aan de spoorweg zullen medegedeeld worden bij de beschrijving van de 13e Mei, doch er moet worden gewezen op de merkwaardige toestand, dat zich nu achter de spoorweg bevonden een beroepsoverste en een beroepsmajoor van de cavalerie, een beroeps- en een reservemajoor van de in fanterie en dat er geen goede regeling van de bevelvoering in het 2,5 km brede vak tot stand kwam, waar alle onderdelen door elkaar lagen. 11-11 R.I. In het voorgaande werd medegedeeld, dat de C.V. en C.-II L.K. bevelen hadden gegeven voor 11-11 R.I. en dat C.-IV Div., ter uitvoering van het bevel van C.-II L.K., een bevel uitzond aan 11-11 R.I. via C.-10 R.I., toen deze toe vallig opbelde namens C.-II Div. Het bataljon was divisiereserve bij II Div., had op 10 Mei een afsluitlijn bij Klomp bezet met twee compagnieën, die 's avonds te Leersum waren teruggekeerd. 319 (zie luchtfoto's op blz. 308 en 325) 0 C.-4 R.H. zegt, dat dit bevel een uitvloeisel was van een nader van C.-IV Div. ontvangen verbod om de spoorweg te overschrijden. C.-2-3 R.H. meldt, dat de R.C. een meer achterwaartse opstelling deed innemen, omdat er eigen artillerievuur op de spoorweg zou worden gelegd. Dit klopt met het verslag van C.-1-4 R.H., die hetzelfde meldt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 345