bezetten van het Z.W. deel der stelling bij Achterberg. Op dat ogenblik was de 2e Sectie, welke, in tegenstelling met de beide andere (per rijwiel verplaatste) sectiën, te voet moest marcheren, nog niet aangekomen. De B.C. reed deze sectie met een trailer tegemoet, zodat zij na korte tijd aan kwam. Zij werd daarna door de C.C. vooruitgezonden naar een punt 100 m ten Z. van de Jeugdherberg Berg en Dal (18.00); het gros van de compagnie was ongeveer 18.30 bij Berg en Dal, waar juist artillerievuur viel, tengevolge waarvan het moreel zeer veel leed. De rijwielen en auto's werden achtergelaten en de compagnie marcheerde met veiligheidsmaatregelen af naar kp. 25 aan de spoorlijn Tegelijkertijd reed de sectie zw.mitr. van M.E.-4 R.H., welke bestemd was voor indeling bij 2-3 R.H., met de compagnie op. Aangekomen bij kp. 25 bleek de aanwezigheid van landmijnen in een straal van 50 m om de spoorwegovergang, zodat men zeer voorzichtig door geniepersoneel tussen de mijnen door moest worden geleid. De opstelling werd ingenomen met de le en 3e sectie in voorste lijn aan de kunstweg, welke van de meest zuidelijke P.K. te Achterberg in Z.W. richting naar de spoorlijn loopt. De 2e Sectie werd als compagniesreserve geplaatst aan de kunstweg van kp. 25 (spoorlijn) naar Achterberg. Van de sectie zw.mitr. werd een stuk bij de le (rechter) Sectie ingedeeld, de S.C. en de beide andere stukken bij de 3e (linker) Sectie. De taak van de compagnie was de sectiecommandanten niet duidelijk; zij wisten niet, of er zou worden aangevallen dan wel worden verdedigd. De C.C. vestigde zijn cp. bij kp. 25 ten W. van de spoorlijn, zodat hij door de ring van landmijnen, welke om de overgang waren gelegd, van zijn compagnie was gescheiden. Tijdens het stellingnemen vernam hij, dat een eskadron huzaren- motorrijders voor een aanval zou opmarcheren van kp. 25 aan de spoorlijn in de richting van de Levendaalsche weg 2). Korte tijd daarna verschenen enige officieren die in opgewonden toestand informeerden, of die aanval reeds had plaats gehad en die mededeelden, dat deze niet mocht doorgaan 3). Te 20.30 verwijderde de C.C. zich van zijn cp. naar een woning op enige afstand ten W. van de spoorlijn, teneinde een bericht van aankomst te verzenden, dat de B.C. heeft bereikt 4). Daarna heeft hij, in verband met invallend artillerie vuur, zijn cp. verplaatst naar een stukje loopgraaf ten W. van de spoorwegovergang 324 kwam bevel voor de afmars naar Vacantiekolonie, waar zij 11 Mei te 23.00 aankwam en geen legering en dekens had. Te 12 Mei 15.00, dus juist vóór het vertrek, nuttigde de compagnie een warme maaltijd. Ook deze compagnie telde nog slechts drie sectiën. De C.C. verklaarde, dat de troep zo vreesachtig was, dat het voor hem noodzakelijk was, ten einde de troep aan te vuren, in motor en zijspan vooruit te gaan. Of dit het geëigende middel was, wordt betwijfeld. 2) Vermoedelijk is 6-4 R.H. bedoeld. 3) Het bericht aan de eskadrons, die vooruit waren, werd overgebracht door een paardenarts van 4 R.H. met een ordonnans. De beide uitgezonden ordonnansen kwamen enige tijd later terug en brachten een kistje sigaren van de B.C. mede terug.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 350