rijden, die meer dekking bood. De compagnie verplaatste zich per rijwiel en ten zuiden van De Wetering (vt. 166-445) reed hij langs een dwarsweg naar de Cuneraweg, die verder werd gevolgd. Met vergrote afstanden rijdende, ont ving het voorste gedeelte ter hoogte van de verharde dwarsweg naar Berg en Dal te ongeveer 18.30 artillerievuur, ten gevolge waarvan gewonden vielen, w.o. een 2e luitenant. De compagnie dekte zich in de bermsloten, waarin zij ongeveer 20 minuten onder artillerievuur lag, welk vuur daarna naar het W. en Z. werd verplaatst. Het achterste deel der compagnie vloeide terug, doch een gedeelte verzorgde de ge wonden (waaronder een sergeant, wiens beide armen waren afgeslagen). De C.C. trok met een deel van de compagnie te voet terug en wist 150 m verder nog een aantal soldaten te achterhalen, doch vier sergeanten en 50 a 60 man waren verdwenen, die te Veenendaal en Leersum zijn terechtgekomen. Het moreel van hetgeen van de compagnie overbleef, was ernstig geschokt, doch de C.C. marcheerde met deze Comp. naar het Z. tot ongeveer 200 m ten W. van de spoorwegovergang bij kp. 26, waar hij van een soldaat vernam (ongeveer 19.45), dat de le en 2e Compagnie waren teruggetrokken op de cp. van de B.C. Dit bericht niet vertrouwende, zond hij een officier naar de B.C., die echter niet terugkeerde Daarop passeerde C.-22 R.I. (zie hierna), die hem-volgens zijn mededeling- raadde, naar de cp. van de B.C. te gaan. De C.C. die zelf ook meende, dat zijn opstelling als reserve geen zin meer had, nu de beide voorcompagnieën waren teruggetrokken en niet op de hoogte was van de taak van het bataljon, trok naar de cp. van de B.C. Aldaar trof hij delen van de le en 2e Compagnie aan en er heerste grote verwarring. Hij rapporteerde zijn ervaringen aan de B.C., die hem opdroeg, ter plaatse te blijven, waarna de compagnie tot rusten overging in de zandafgraving ten Z. van de driesprong. Te ongeveer 23.00, toen een gerucht de ronde deed, dat de vijand zou zijn door gedrongen, ontving hij opdracht van de B.C., stelling te nemen langs de kunstweg naar Rhenen, front oost. Nadat even later de B.C. was uitgeschakeld (zie hierna) werd de compagnie, in opdracht van de ter vervanging van de B.C. opgetreden C.-M.C., als reserve geplaatst in de zandafgraving. Met het aanbreken van de dag werd zij verplaatst naar het deel der stelling ten zuiden van de Remmerdensche heideweg (autoweg), met opdracht, de dodelijk vermoeide troep te doen rusten. Bij de commandopost van de B.C. bij de Jeugdherberg heeft zich het volgende afgespeeld. Nadat de B.C. bij Prattenburg zijn bevelen had gegeven, begaf hij zich per auto op weg naar de Jeugdherberg Berg en Dal, waar hij te ongeveer 18.30 aankwam, 327 Deze officier had een „shock" en herinnert zich van de opdracht niets meer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 353