Er ontstond ter plaatse een zeer wanordelijke toestand, als gevolg van artillerie
vuur, de talloze loslopende groepen en de in de omgeving zijnde onderdelen.
Terwijl de B.C. in gesprek was met C.-3e Compagnie, die zijn ervaringen mede
deelde, verscheen te ongeveer 22.30 C.-2-II-8 R.I., met een klein deel van zijn
compagnie, die berichtte, dat hij had moeten terugtrekken. De B.C. deelde deze
kapitein mede, reeds een paar honderd man kwijt te zijn, hetgeen ook C.-2-3 R.H.
ter ore kwam. Hij gaf C.-3e Compagnie opdracht met het restant van zijn compagnie
stelling te nemen aan de oostzijde van de kunstweg Jeugdherberg-Rhenen, ten
einde een doordringen van vijandelijke patrouilles te beletten en hij verzocht aan
C.-2-3 R.H., eveneens een deel van het terrein met zijn eskadron af te sluiten.
Te ongeveer 23.00 verschenen de onderdelen van de 2e Compagnie, waarbij
enige luitenants aanwezig waren.
De B.C. maakte uit de mededeling van een hunner op, dat ook de commandant
dier compagnie spoedig zou komen en droeg hem op, de opstelling der 3e Com
pagnie te verlengen.
De C. der sectie pag. keerde met zijn sectie bij de cp. terug en deelde mede, dat
hij door het terugtrekken der infanterie geen dekking meer had, waarop de B.C.
hem opdroeg, in stelling te komen bij het kruispunt, 600 m ten Z. van de Jeugd
herberg.
Het spreekt vanzelf, dat tengevolge van een en ander op de duistere weg een
chaotische toestand ontstond en de B.C. was niet in staat, door krachtig optreden
de wanordelijke toestand te herstellen.
Daarop riep plotseling een man van de M.C., uit het voorterrein terugkomende:
„De Duitsers zijn doorgedrongen en alles trekt terug", hetgeen een paniek ten
gevolge had, waarbij velen vluchtten. De majoor, die weder in zijn woonwagen was
gegaan, kwam te voorschijn en op zijn verzoek trachtten de officieren van 4 R.H.
met hun onderdelen het vluchten te voorkomen door het vormen van een keten.
De officier van gezondheid (bataljonsarts) en een vaandrig trachtten eveneens
de opgewonden troep te kalmeren, waarbij zij enig succes hadden. De bataljons
arts verzocht daarop aan C.-2-3 R.H., met de B.C. te gaan spreken, aangezien
hij diens maatregelen niet juist oordeelde en diens mededelingen omtrent de ver
liezen overdreven waren, daar er slechts 2 doden en een zestal gewonden waren.
De kapitein, C.-2-II-8 R.I. (die zelf zonder gegronde redenen was terugge
trokken uit de hws. en wiens teruggaan de directe aanleiding was geweest voor het
teruggaan van de 2e Compagnie) deelde C.-2-3 R.H. mede, dat de vijand on
mogelijk zo ver kon zijn opgedrongen.
Een en ander wekte bij de officieren, die zich ter plaatse bevonden, de indruk,
dat de B.C. de toestand niet meester was en deze zwarter schilderde dan hij was.
Daarop begaf (vermoedelijk ongeveer 23.15) de ritmeester, C.-2-3 R.H. zich
met C.-2-II-8 R.I. en de officier van gezondheid naar C.-II-ll R.I., aan wie de
ritmeester vroeg, hoeveel verliezen hij had, waarop de majoor antwoordde:
„ongeveer 200 man" x).
329
0 De majoor telde de hem opgegeven getallen en het personeel van de trein bij elkaar; de officier
van gezondheid wist slechts het aantal doden en gewonden.