De mitrailleurcompagnie werd als volgt ingedeeld: De le Sectie, in de Z.O.hoek van het bataljonsvak opgesteld, had tweemaal vuur uit W. richting ontvangen, en was, ten gevolge van het vertrek der 4e Sectie tirailleurs en de ontruiming van de frontlijn van II-8 R.I., onbeschermd. Daar de C.C. meende, dat de vijand in het ontstane gat was gedrongen, had hij reeds vóór het algemene bevel front zuid opdracht gegeven, te verzamelen bij de 3e Sectie zw.mitrs. in de stoplijn. Daar aangekomen, ontving de sectiecommandant opdracht, zich te melden bij C.-le Compagnie, die hem aan de Hooge steeg in stelling deed komen. De sectie van 16 M.C. en de zw.mitr. van koepel 34 werden in stelling gebracht bij kruispunt Weteringsteeg en Friesche Steeg. De 3e (stoplijn) Sectie ondersteunde de le lijn met het linker stuk uit de reeds be zette opstelling, terwijl de twee andere stukken bij de Hooge steeg in stelling kwamen. De 2e Sectie zw.mitr. (Zuidelijke Meentweg en omgeving) werd, behalve een stuk in open opstelling, verplaatst naar kp. 26 aan de spoorweg bij het detachement van 1-19 R.I. De koepels 33 en 35 werden door de 4e Sectie bezet gehouden. De beschikbaarstelling van de sectiën van 1-19 R.I. ging met grote vertraging gepaard. Daar de oorzaak hiervan belangwekkend is, om de mentaliteit te leren kennen, zal deze hier worden medegedeeld. De telefonische verbinding tussen C.-19 R.I. en C.-I-19 R.I. was verbroken en daarom gaf C.-19 R.I. aan zijn C.-Vbd.A. opdracht, de order mondeling (per auto) over te brengen. Deze officier had op een strookje papier aantekeningen gemaakt, inhoudende, dat twee reservesectiën van het linker vak, onder bevel van de kapitein, C. van dat vak, ter beschikking van C.-III-19 R.I. moesten worden gesteld nabij Poort (kp. 26). Daar er in het linker vak van 1-19 R.I. geen twee reservesectiën aanwezig waren, de overbrenger slechts een verfrommeld papiertje bij zich had en de R.C. vóór de oorlog uitdrukkelijk had medegedeeld, dat ieder, die een order zou brengen welke niet zou zijn ondertekend, als een verrader moest worden beschouwd, terwijl de overbrenger voor deze korte afstand bovendien een auto gebruikte, wantrouwde C.-I-19 R.I., die van de toestand bij en zuid van 111-19 R.I. niets wist, het bevel. Hij deed de luitenant de wapens afleggen en hield (te zamen met C.-M.C.) hem onder bewaking met de vinger aan de pistooltrekker. Vervolgens zond hij een officier naar C.-19 R.I., teneinde zich te vergewissen of de order juist was. Deze keerde terug met het bericht, dat hij de cp. van de R.C. niet kon bereiken, omdat daar op hem geschoten werd. Daarop zond de B.C. zijn luitenant-adjudant naar C.-IV Div., om te vragen wat hij doen moest en na enige uren kwam deze terug met het bericht, dat het bevel juist was en dat de B.C. moest trachten, op enigerlei wijze twee sectiën los te maken. Hierop liet de B.C. de luitenant vrij en wees hij twee groepen uit reserve-opstellingen van de le Com pagnie en de sectie, welke als reserve in de W.rand van de Meent stond, onder bevel van een overcompleet zijnde kapitein, voor de uitvoering van de opdracht aan. Toen was het inmiddels 13 Mei 2.00 geworden. 337

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 363