De aangewezen kapitein reed per rijwiel naar de N.compagnie en marcheerde met de aangewezen sectie van die compagnie langs Middelbuurtsche weg naar pl. 28,5 aan de spoorlijn, waar de andere sectie (van twee groepen) zich bij hem voegde; vervolgens begaf hij zich langs de Cuneraweg naar kp. 26 aan de spoorweg, waar hij namens C.-III-19 R.I. van een sergeant van de Ptr. opdracht kreeg, stelling te nemen ter weerszijden van de spoorweg bij het viaduct aan de Bovenweg en tevens een munitie-depot in de omgeving van kp. 26 te beschermen. Voor deze laatste taak wees de kapitein de sectie van twee groepen aan, terwijl hij de andere sectie stelhng deed nemen bij de overweg. Daartussen bevond zich de sectie zw. mitr. van 111-19 R.I. en met de commandant daarvan heeft hij wel even aanraking gehad, doch dat zij een gemeenschappelijke taak hadden, was hem niet bekend; het was toen inmiddels 3.30, dus reeds licht geworden. De kapitein zond bericht aan C.-III-19 R.I. en nam verband op met de dichtst bijgelegen stelling van dat bataljon, waar slechts een sergeant met een paar man werden aangetroffen. Bij de cp. van de B.C. had het personeel de gevechtsopstellingen bezet. Op een ogenblik kwam de luitenant, C. der stoplijn-sectie, met de C.-Vbd.A. de cp. binnen met de mededeling, dat op de Snijderssteeg vuur van Duitse mitrailleurs werd ontvangen, hetgeen de luitenant-adjudant, naar buiten gaande, hoorde. Daarna werd plotseling bij de cp. hevig gevuurd en drong een aantal soldaten de cp. binnen onder het geroep van: „ze zitten al om ons heen, ze zitten al boven ons". In paniek werden de gevechtsopstellingen bij de cp. verlaten en er werd in het wilde weg geschoten. De luitenant-adjudant liet enige lichtkogels afschieten en zocht met een sergeant de omgeving af, zonder echter vijand te zien. De verbindingen werden door de bedieningsman van de telefooncentrale ver broken en een sergeant werd door het doelloze geschiet gedood. Tegen de morgen schemering gelukte het, de orde te herstellen en, nadat de telefoon met C.-19 R.I. was hersteld, werd deze ingelicht (2.30). Uit een bevel, dat te 2.00 was binnengekomen, was reeds bekend, dat te 4.30 een tegenaanval zou plaats hebben van vier bataljons, onder luitenant-kolonel Land (C.-29 R.I.), met als uitgangsstelling een lijn evenwijdig aan de Friesche Steeg, ongeveer 150 m N.W. van de cp. In dat bevel werd aan C.-III-19 R.I. opdracht verstrekt, de oorspronkelijke opstellingen weder in te nemen, zodra de aanvalstroepen de stoplijn van 8 R.I. zouden hebben bereikt. C.-29 R.I. bracht daarna zelf een bezoek op de cp. Te ongeveer 3.30 kwam C.-le Compagnie op de cp. melden, dat zijn sectiën waren teruggetrokken en hij deze niet kon vinden. Hij hielp de luitenant-adjudant, de gevechtsopstellingen bij de cp. weder te doen bezetten, keerde naar zijn stelling terug en korte tijd later meldde hij, dat hij zijn troep weder terug had. De commandant van de bij het bataljon ingedeelde sectie mortieren deelde te 4.15 mede, dat hij, in de nacht de sectie naar de nieuwe opstelling brengende, Duitse patrouilles had bemerkt, die thans vermoedelijk reeds ten N. van de cp. waren. De B.C. zelf had bij het nachtelijk tumult een inzinking gekregen. 338

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 364