geruchten omtrent het vijandelijk optreden geleid hebben tot een aan paniek grenzende stemming. Bij de cp. van de B.C. leidde dat tot een onderlinge schiet partij, waarbij zelfs een dode viel, tot het verbreken van verbindingen en ten slotte tot onzekerheid bij de C.Cn. Twee daarvan lieten zich verleiden tot ongemotiveerd terugtrekken, terwijl bij de andere compagnie de manschappen op eigen gezag terugtrokken. De gevolgen van het loslaten van de tussenverdediging door C.-2-II-8 R.I. waren dus voor 111-19 R.I. ernstig, nog voordat bij dit bataljon aanraking met vijand bestond. Het gebruik van de artillerie op 12 mei 1940 (vervolg van blz. 207) In de hierna gegeven beschrijving zijn de vuren vermeld, die in de gegevens voorkomen. Waarschijnlijk zijn die gegevens, wat de legerkorpsartillerie betreft, niet geheel volledig. Legerkorpsartillerie 1-12 R.A. Zoals eerder werd medegedeeld, was op 11 Mei te 15.45 de 3e Batterij naar Rotterdam vertrokken, zodat de Afdeling bestond uit de le en 2e Bt., opgesteld in vooruitgeschoven stellingen, en de 4e Bt., opgesteld in de normaalstelling. Nadat de nacht van 11/12 Mei rustig was geweest, viel er in de morgen van 12 Mei vijandelijk artillerievuur op de stellingen, afgegeven door een batterij ten O. van Wageningen. Te 11.05, 13.45, 17.00 en 18.38 werden op last van de legerkorpsartillerie- commandant (L.K.A.C.) door de 4e Batterij vuren afgegeven op artillerie, 2% km N.O. van Wageningen, waarvan de plaats echter onnauwkeurig door de geluid- mee tafdeling kon worden vastgesteld x). Te 10.00 brak achter de stellingen van de le en 2e Batterij bosbrand uit, ten gevolge waarvan 2/3 deel van het personeel enige uren bezig was met blussen. De cp. en de schuilplaatsen van C.-le Batterij moesten worden ontruimd, de munitievoertuigen moesten buiten de stellingen worden gereden en de trekkers werden gereed gehouden om zo nodig de stellingen te kunnen verlaten. Te ongeveer 21.30 werd van de L.K.A.C. bevel ontvangen, de le en 2e Batterij uit de vooruitgeschoven stellingen terug te nemen op de normaalstellingen. Ter wijl uitvoeringsbevelen werden gegeven, gingen in de omgeving van de 2e Batterij drie vuurpijlen omhoog, hetgeen werd waargenomen door een wachtmeester verkenner en de C.-der le Batterij. Toen daarna de trekkers in beweging kwamen, gingen weder twee vuurpijlen omhoog. In verband hiermede werd in overleg met de L.K.A.C. besloten, de stellingverandering niet te doen doorgaan. 341 (Zie schets/kaart Nr. C. 10) Behalve deze vuren in het vak der IVe Divisie heeft de Afdeling nog vuren afgegeven in het vak der He Divisie en wel te 9.36 met le Bt., 9.38 met 2e Bt., vervolgens te 11.05 en 12.15 met de Afdeling.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 367