allereerst met de bezetting van het paviljoen, onder de bezielende leiding van de majoor Landzaat zelf, die door verschillende officieren krachtig werd bijgestaan. Niettegenstaande het paviljoen voor verdediging ongeschikt was, gelukte het geruime tijd, de vijand op een afstand te houden en vele verliezen toe te brengen. De officieren en andere militairen waren verdeeld over het eigenlijke restaurant en de bovenverdieping. Er werd slechts beschikt over één uit het terrein gehaalde lichte mitrailleur, enige geweren en pistolen en een beperkte hoeveelheid munitie. De majoor en een kapitein bedienden om beurten de mitrailleur, die op een tafel was opgesteld. C.-2-1II-11 R.I. was door hetgeen voorafgegaan was, nog niet in staat, aan de strijd deel te nemen. Spoedig werden enige soldaten gewond, waaronder de reeds eerder vermelde soldaat Chotzen, die desondanks de strijd voortzette. C.-Vbd.A., die zich met de centrale had bemoeid, had zich, toen geen enkele verbinding meer werkte, via de verbindingsloopgraaf naar hotel Grebbeberg begeven. C.-M.C. werd gewond, ging zich in de kelder laten verbinden en heeft deze niet meer kunnen verlaten, voordat de Duitsers meester van het terrein waren. Ver schillende soldaten verlieten het paviljoen en de munitie raakte op. Was het aanvankelijk gelukt, de vijand op een afstand te houden, ten slotte werd de toestand hopeloos, toen de Duitsers een stuk geschut in stelling hadden ge bracht en daarmede het gebouwtje onder vuur namen. Het personeel op de boven verdieping verdween, toen het paviljoen begon te kraken. De majoor, die zelf ook gewond werd, stond ten slotte aan de aanwezigen toe, om te trachten, zich in de loopgraven nabij het paviljoen in veiligheid te stellen. C.-l-IV Bat.Pag., die als laatste het gebouwtje verliet, meende, dat de majoor zou volgen, doch dit gebeurde niet. Hoe de majoor, die het consigne „stand houden tot de laatste man" zo moedig in practijk bracht, ten slotte zijn einde vond, is door niemand meer kunnen worden vastgesteld, want het paviljoen werd onmiddellijk na het vertrek van C.l-IV Bat. Pag. in elkaar en in brand geschoten en de verkoolde resten van majoor Landzaat zijn na de capitulatie door zijn echtgenote onder het puin gevonden, aan 's vijands zijde buiten het gebouwtje De gewonde C.-M.C. werd kort daarna door Duitse S.S.soldaten in de kelder ontdekt en zou door een dronken soldaat zijn neergeschoten als „Hekkenschütze", indien niet juist op tijd een Duits officier tussen beide was gekomen. C.-l-IV Bat.Pag. is met de gewonde soldaat Chotzen door Ouwehands Dieren park (waar Chotzen door de kapitein werd verbonden) terecht gekomen bij C.-II-8 367 1) In uitlatingen tegen zijn officieren, vóór het uitbreken van de oorlog, had de majoor reeds te kennen gegeven, dat de strijd op de Grebbeberg voor hem betekende, overwinnen of sterven. Tijdens het gevecht zei hij bij herhaling: „Wij geven ons nooit over.". Verschillende soldaten verklaarden later, dat zij hier eerst de betekenis van stand houden hadden begrepen. Toen de majoor ten slotte goed vond, dat het paviljoen werd verlaten, zei hij: „Jullie hebt als helden gestreden; mijn dank", waarna een der aanwezige kapiteins een driewerf hoera op de majoor had doen uitbrengen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 393