genomen, week de S.C. met de bezettingen van het zuidelijke en middelste steun punt naar het noordelijke steunpunt uit, waar echter spoedig vuur uit westelijke richting werd ontvangen. Als gevolg hiervan trok de sectie verder naar het N. langs de Weteringsteeg, waar zij terecht kwam bij 111-29 R.I., het linker vóórbataljon van de voor de tegenaanval ingezette troepen. Intussen was de vijand, die bij de Heimersteinschelaan was doorgedrongen, het stoplijngedeelte van II-8 R.I. in de rug gekomen, dat geleidelijk aan werd opgeruimd; tevens drong hij door naar de commandoposten van C.-II-8 R.I. en C.-8 R.I. De gang van zaken was hier de volgende. In de stoplijn waren de groepssteunpunten per sectie tot aaneensluitende loop graven verbonden; hier en daar waren kleine naderingsgangen aangelegd. Van de vroege morgen van 13 Mei afkwamen de stoplijnvakken, onder bevel staande van C.-16 M.C. en de wd. C.-3-II-8 R.I., onder hevig artillerievuur, dat te 9.00 naar het westen werd verlegd. Het vak, dat onder bevel stond van C.-16 M.C., en aanvankelijk bezet was door twee sectiën van 16 M.C. en de le Sectie van 3-II-8 R.I., was in de avond van 12 Mei versterkt met een sectie van 1-24 R.I. Van de zw.mitr. waren in de morgen van 13 Mei bij één sectie door vuur en gebrek aan koelwater alle drie stukken uit gevallen en de C.C. had zijn cp. verplaatst achter de nog in tact zijnde sectie. De le Sectie van 3-II-8 R.I., waarbij veel personeel uit de voorste lijn was aan- en doorgekomen, trok op een onjuist bericht terug op het linker neven vak. Naar schatting te ongeveer 13.00 vermeesterden de Duitsers, onverwacht uit westelijke richting verschijnende, de nog bezette loopgraven van 16 M.C. met handgranaten. In het vak, dat onder bevel stond van C.-3-II-8 R.I., voerde (zolang de kapitein nog niet was teruggekeerd van de tegenstoot onder C.-II-8 R.I.), de oudste luitenant, C. der 2e Sectie, tijdelijk het bevel en hij hield zich beurtelings bij zijn sectie en bij de cp. van de C.C. op, welke laatste geen uitzicht in het voorterrein had. Zijn sectie, welke op 12 Mei, op weg gegaan voor de tegenstoot, was vastgelopen, had de loopgraven weder bezet en was in de late avond versterkt met een sectie van 2-1-24 R.I., onder bevel van een luitenant. Bovendien bevond zich in die loopgraven de bovengenoemde teruggetrokken le Sectie en een luitenant van 2-1-8 R.I., terwijl ook de vaandrig van 2-1-8 R.I. van het Hoornwerk daar was terechtgekomen. De loopgraven van deze sectie waren zodoende overvol, doch in de morgen werd een sergeant met 25 gedemoraliseerde soldaten naar Rhenen gezonden. In plaats van de 3e Sectie, die met twee groepen had deelgenomen aan de tegen stoot, welke niet waren teruggekeerd, was een sectie van 1-1-24 R.I., onder bevel van een vaandrig gekomen. Het artillerievuur, dat in de morgen op de loopgraven viel was oorzaak, dat het personeel zich in de schuilplaatsen dekte. Bij de 2e Sectie had men uit de verte de vorderingen van de Duitsers bij de tussenverdediging waargenomen. Deze Duitsers keerden zich later ook tegen deze sectie en openden daarop het vuur. 371

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 397