De luitenant ontmoette op een der tijdstippen, dat hij naar de cp. ging, zijn C.C., die met de vaandrig, C. der 3e Sectie en een deel van het de vorige dag mede genomen personeel was teruggekeerd; hij en de vaandrig keerden toen naar de gevechtsopstellingen hunner sectiën terug. De C.C. vond in zijn cp. C.-I-24 R.I. met twee van zijn officieren en een aantal mannen van zijn staf en bovendien enige van elders gevluchte soldaten, zodat de ondergrondse cp. overvol was met ongeveer 20 man, waaronder gewonden. Deze cp. bestond uit een schuilplaats met een klein stukje loopgraaf en was niet geschikt voor nabijverdediging. Enige tijd, nadat de luitenant en de vaandrig waren ver trokken, keerde de luitenant gewond weder terug, waarna hij in de schuilplaats bewusteloos raakte. Het is bij geen der officieren opgekomen om het personeel uit de commandopost te zenden en zich in de nabijheid in het terrein te doen ingraven. Vermoedelijk omstreeks 14.00 werd de cp. door de Duitsers omsingeld en na kort beraad besloot C.-I-24 R.I., de oudste der beide kapiteins, tot overgave. Met de woorden: „heraus Schweinhunde" werden allen naar buiten gejaagd, waarna zij hun jassen moesten uittrekken. Onder bedreiging werd C.-3-II-8 R.I. daarna gedwongen, het vuren in de loopgarven van de voorgelegen 3e Sectie te doen ophouden, waarna de bezetting daarvan eveneens gevangen werd genomen. Alle gevangenen werden, nadat zij de jassen hadden moeten uittrekken, daarna met de handen omhoog afgevoerd, door de S.S. soldaten overgegeven aan onderdelen van I.R. 322 en verder naar Wageningen gebracht. De 2e Sectie was geruime tijd in vuurgevecht gewikkeld met Duitsers bij de Cuneraweg. De sectie kwam onder toenemend artillerievuur. De luitenant sectie commandant was, nadat hij het bevel over de compagnie weder aan de kapitein had overgegeven, bij zijn sectie teruggekeerd en na enige tijd kreeg hij het gevoel, dat er gevaar van achteren dreigde. Hij begaf zich naar de C.C., om de toestand in het achterterrein te weten te komen en raakte daarbij gewond, doch wist (zoals wij reeds zagen) de cp. te bereiken. De bij zijn sectie aanwezige luitenant van 2-1-8 R.I., die met hem mede was gegaan om zich naar C.-8 R.I. te begeven, bereikte diens cp., waar korte tijd later ook de vaandrig van 2-1-8 R.I., uit de zelfde loopgraaf afkomstig, aankwam; beiden hebben daar verder aan de strijd deelge nomen. Het vuur in front van de 2e Sectie was intussen in hevigheid toegenomen en hierbij sneuvelde de luitenant van 1-24 R.I. met 4 a 5 man. Daarna werden de loopgraven plotseling in de rug door de Duitsers besprongen, die de Nederlanders gevangen namen, de jassen lieten uittrekken en rechtop lieten staan, terwijl zij zich zelf dekten in de loopgraven. Deze in hun hemd staande en van verre zichtbare gestalten hebben de aandacht getrokken van de Nederlandse troepen aan de spoorweg bij kp. 25 en van die, welke te Achterberg voor de tegenaanval oprukten, met het gevolg, dat zij daarop vuur openden, zodat een aantal Nederlandse soldaten het slachtoffer werd, die later door andere langs komende gevangenen werden waargenomen, voor een deel hangende in het prikkeldraad. Het vak, dat onder bevel stond van C.-M.C.-II-8 R.I., was bezet door een 372

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 398