sectie zw.mitr. van de eigen compagnie en de 4e Sectie van 3-II-8 R.I.; in de avond van 12 Mei was een sectie van 1-24 R.I. ter vervanging gekomen van de verdwenen sectie van 11-19 R.I. en bovendien was een sectie zw.mitr. van 1-24 R.I. ter versterking aangekomen. De stukken pag., die op de rechter en linker vleugel hadden gestaan, waren op 12 Mei eigenmachtig teruggetrokken naar C.-19R.I. De C.C. had geen verbinding meer met zijn B.C. en evenmin met zijn sectie commandant; hij had in de nacht van 12 op 13 Mei zijn cp. verplaatst naar een opstelling van de zw.mitr. Dit vak is enige malen onder vuur genomen door eigen troepen achter de spoor lijn, alsmede uit N. richting door delen van 11-11 R.I. en aanvallende Nederlandse troepen uit Achterberg, die geen van allen met de juiste situatie op de hoogte waren en waarmede geen verband tot stand kwam. Omtrent de gang van zaken in dit vak zijn overigens weinig gegevens voorhanden. De C.C. betrok in de middag van 13 Mei op last van de B.C. weder zijn oude cp. Nauwelijks daar aangekomen, werd hij door de Duitsers gevangen genomen, die zich tevens meester maakten van de nabij gelegen opstellingen der zw.mitr. De 4e Sectie van 3-II-8 R.I. had, nadat de sectiecommandant was gesneuveld, reeds in de vroege morgen haar opstellingen verlaten en was naar het W. getrokken; vermoedelijk is hetzelfde gebeurd met de sectie van 1-24 R.I. De door de stoplijn gedrongen Duitsers kwamen, naar het W. opdringend, tegenover de commandoposten van C.-II-8 R.I. en C.-8 R.I. De cp. van C.-II-8 R.I. bestond uit enige schuilplaatsen, verbonden door ver bindingsloopgraven, doch was voor verdediging niet ingericht. In de morgen van 13 Mei had de wd. B.C. geen inzicht in de algemene toestand als gevolg van het verbroken zijn van de verbindingen; veel leiding viel er in het bataljon dus niet meer te geven. De onrust, die heerste door het zien teruggaan van vele soldaten, werd vergroot door de overigens onschadelijke Pfeiffpatronen, die de Duitsers gebruikten en die de indruk wekten, dat zij zich in het achterterrein bevonden. Het duurde geruime tijd, vóór men begreep, dat men hier met onbegrijpelijke, doch ongevaarlijke dingen te doen had. Nadat gedurende enige uren een vuurgevecht was geleverd met een Duitse afdeling, was deze verdwenen en was het betrekkelijk rustig geworden. Vermoedelijk te ongeveer 12.00 brak een hevig artillerievuur los en te ongeveer 13.30 werden vliegtuigen waargenomen. Nadat het met veel moeite gelukt was, weder telefonische verbinding met C.-8 R.I. te verkrijgen, werd vernomen, dat de tegenaanval met succes verliep. Van de strijd bij de cp. van C.-I-8 R.I. kwam de wd. B.C. op de hoogte, toen C.-l-IV Bat.Pag. bij zijn cp. aankwam en daarna doorging naar C.-8 R.I. De B.C. had de indruk, dat de weerstand overal gebroken was, doch dat er nog een kans was, om zich in de richting Veenendaal in veiligheid te stellen. Hij zond C.-8 C.Pag. naar C.-8 R.I. en stelde deze voor om terug te trekken, nu daarvoor nog gelegenheid was, doch C.-8 R.I. weigerde dit en droeg hem op, stand te houden. 373

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 399