Enige tijd later kwam ongeveer een compagnie Duitsers uit de richting van de cp. van C.-8 R.I. in het bosterrein achter de cp., waarmede een vuurgevecht werd geleverd, doch die de cp. omsingelde en tot de aanval met handgranaten overging, waartegen men vrijwel weerloos was. Te ongeveer 17.30 besloot de B.C., die meende, dat ook de cp. van C.-8 R.I. reeds was gevallen, tot overgave, in de mening verkerende, dat zijn cp. het laatste verdedigde object op de Grebbeberg was. De commandopost van C.-8 R.I. De cp. van C.-II-8 R.I. was niet het laatst verdedigde object, want de cp. van C.-8 R.I., luitenant-kolonel W. F. Hennink, was en werd niet genomen. Deze cp. bestond, zoals de schets aangeeft, uit een uitgebreid complex van ondergrondse schuilplaatsen, verbonden door loopgraven en omringd door prikkel draad. Er bestond slechts uitzicht op korte afstand in het bos naar het N. en W. De verbindingsloopgraven waren niet ingericht voor het uitbrengen van vuur in de omgeving. Van de in de namiddag en avond van 12 Mei ondernomen pogingen om de stoplijn opnieuw te bezetten en de vijand terug te drijven, was het resultaat slechts fragmentarisch tot C.-8 R.I. doorgedrongen. De telefoonverbindingen met C.-I-8 R.I., in wiens vak de pogingen waren ondernomen, waren stuk geschoten en ten gevolge van vijandelijk artillerievuur, het vuur van doorgedrongen vijandelijke patrouilles en van her en der verstrooide delen van de ter versterking gezonden en uit elkaar geslagen troepen van III-ll R.I. en 1-24 R.I. was de verbinding met ordonnansen nauwelijks mogelijk. In de avond en nacht van 12 Mei waren een aantal officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten van verschillende onderdelen, waaronder een aantal ge wonden, in de commandopost terecht gekomen. Bericht van het sneuvelen van majoor Jacometti had C.-8 R.I. ontvangen door een ordonnans, die C.-3-II-8 R.I. hem had gezonden en tijdens de schemering was door de uitkijkpost waargenomen, dat de frontlijn ten N. van de Grebbeberg was gevallen. De toestand was zeer onoverzichtelijk, doch voor zoveel C.-8 R.I. kon nagaan, was de stoplijn nog bezet. Hij was de vorige avond door C.-IV Div. op de hoogte gebracht van de voorge nomen tegenaanval en keek nu in de morgen van 13 Mei met spanning uit naar de troepen, die uit de richting Achterberg redding moesten brengen. Het eigen artillerievuur, dat de aanval zou inleiden, gierde te 4.30 over de hoofden, doch uit de uitkijkpost werden aanvankelijk geen troepen gezien. Het waarnemen was moeilijk, omdat er van achteren (van het W. uit) werd geschoten, daar men aan de spoorlijn meende, dat alles, wat men oost daarvan zag, vijand was. C.-8 R.I. begaf zich, met de artillerie-officier-inlichter in een in de nabijheid gelegen hoge waarnemingspost der artillerie; doch van de aanvallende troepen werd slechts waargenomen, dat er afdelingen in de richting van Kruiponder trokken. 374 (Zie de schets op blz. 305)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 400