De gang van zaken bij de cp. van C.-I-8 R.I. werd C.-8 R.I. eerst medegedeeld door C.-Vbd.A.-I-8 R.I., later door C.-l-IV Bat.Pag., terwijl hij door de aankomst van officieren uit de stoplijn van II-8 R.I. omtrent hetgeen daar gebeurde op de hoogte kwam. Daarna kwamen geleidelijk vijandelijke patrouilles in contact met de commando post. Uit de cp. van C.-II-8 R.I. kwam de mededeling, dat de situatie hopeloos was en de vraag of men zou terugtrekken op de spoor'ijn, hetgeen nog mogelijk scheen. C.-8 R.I. antwoordde, dat het plicht was, stand te houden tot de laatste man en weigerde toestemming tot teruggaan. Tussen de commandopost van C.-8 R.I. en de spoorlijn was in de loop van de morgen een hevig mitrailleurvuur gehoord en te ongeveer 13.20 werd op dit terrein een aanval gedaan door een drietal duikbommenwerpers. Te ongeveer 14.00 was er geen telefonische gemeenschap meer met de D.C. Te ongeveer 16.00 was het C.-8 R.I. duidelijk, dat zijn toestand hopeloos was, doch overeenkomstig hetgeen hij van zijn ondercommandanten had geëist, „zich tot het uiterste te verdedigen" stond ook zijn plicht hem klaar voor ogen. Omtrent hetgeen zich verder afspeelde, is het dienstig, een fragment uit het sobere verslag van C.-8 R.I. over te nemen, dat de gang van zaken duidelijk weergeeft. 375 Ca. 16.00. Ik heb op een kaart eenige afscheidswoorden geschreven aan mijn vrouw en kinderen en gevoel mij, nadat ik mij zelf ten doode heb opgeschreven, volmaakt rustig. De laatste geheime stukken die ik nog heb, worden in de keukenkachel verbrand. In mijn cp. heb ik, behalve mijn eigen Vbd.A. en Commandogroep, een groot aantal mensen gekregen gedeeltelijk reeds sinds den vorigen dag van andere onderdeelen, totaal naar schatting 60 a 80 vreemden. Onder dezen bevinden zich een 40 a 50 tal soldaten van 1-24 R.I. Een gedeelte van hen is reeds in het vuur geweest; het meerendeel is moreel geschokt. Zij kruipen dicht bij elkaar in de schuilplaatsen. Voor zoover niet gewond, jaag ik hen hieruit en doe hen plaats aanwijzen en bezetten in mijn cp., die, voor zoover niet reeds geschied, ter verdediging wordt ingericht. Ik neem maatregelen, dat zij niet naar achteren kunnen ontsnappen, door een opstelling van een speciaal daarvoor aangewezen patrouille, die, zoo noodig, op hen moet schieten. Ik laat de menschen boven op de borstwering kruipen en wijs hen deze patrouille. Bovendien tracht ik hun angst weg te nemen voor de boven hun hoofden heengaande vijandelijke projectielen. Later in den namiddag naderen vijandelijke afdeelingen uit O. richting mijn cp.; eenige vijan delijke manschappen dringen zelfs door tot aan de op ca. 40 m van mijn cp. gelegen draadversper ring. Andere afdeelingen, komende uit de plaats van cp.-II, dringen Z.waarts van mijn cp. door. Er ontwikkelt zich een hevig vuurgevecht, waarbij o.a. in actie komen de lt.mitrs., die ik toevallig in mijn cp. heb en waarbij zich flink weert een gedeelte van mijn bezetting onder commando van den Kapitein Hulleman. Vijandelijke vliegtuigen, die boven mijn cp. vliegen, veroorzaken door mitr.vuur een doode en eenige gewonden. Hoewel ik mij vlak bij hen bevind in hetzelfde loopgraafgedeelte, wordt ik niet getroffen. Als het reeds bijna donker is, wordt mijn C.-Vaandelwacht, die met mij medegaat, en achter mij loopt, om de opstellingen van het personeel te verbeteren en handgranaten uit te deelen, door een granaatscherf gewond. Nog weer iets later, als ik opnieuw een ronde doe met mijnReg.Adj., hoor ik een scherpen knal in mijn onmiddellijke nabijheid. Laatstgenoemde, die links naast mij staat, is door een aantal scherven in den rug gekwetst. Een soldaat, die rechts van mij staat, merkt rustig op, dat ook hij getroffen is en dat zijn oog er uit hangt Desniettegenstaande hielp deze soldaat de gewonde It.adj. naar een schuilplaats te slepen. De administrateur van de regimentsstaf, die kort te voren 40 jaar dienst had, werd gewond in de schouder. Later bleek, dat een der mannen uit de nabijheid van de overste een arm en een been heeft moeten missen als gevolg van zijn in de cp. door het artillerievuur opgedane verwondingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 401