Het verdere verloop van zaken was als volgt: Op 14 Mei bleef C.-8 R.I. met zijn personeel tot 21.00 op de cp. Op deze dag gebeurde het volgende: Bij het aanbreken van deze dag werd het geluid van voertuigencolonnes op de weg Grebbe-Rhenen gehoord. In de vroege morgen zond hij een kapitein met enig personeel uit, om levens middelen te Rhenen te halen, die niet terugkeerden 2). In de loop van de dag had enige actie van Duitse patrouilles plaats, waardoor over en weer verliezen werden geleden. Het personeel was zenuwachtig en de toestand der 22 in enige nauwe onder komens ondergebrachte gewonden eiste dringend hulp. De doden werden be graven. Ten slotte kwam C.-8 R.I. tot de overtuiging, dat elke hulp uitgesloten was en dat het verder geen zin had, de cp. bezet te houden en hij besloot om, met achter lating van de regimentsarts en een zestal soldaten, te 21.00 de cp. te verlaten in Z. richting om te trachten, de Rijn over te komen en zich bij eigen troepen aan te sluiten. Met de troep achter zich bereikte hij de kunstweg, waar voortdurend ge motoriseerde colonnes langs trokken; eerst na een uur gelukte het, toen de weg even vrij was, over te steken en met het gros de Rijn te bereiken ongeveer 200 m ten O. van de spoorbrug, waar hij zich nestelde in de kalkzandsteenfabriek. Een gedeelte van de troep was na het oversteken van de weg van de hoofdcolonne af geraakt en in handen van de Duitsers gevallen. C.-8 R.I. wendde pogingen aan, om de Rijn over te komen; een naar de over zijde gezwommen patrouille van een sergeant met drie soldaten, die overgangs middelen in de Betuwe moest gaan halen, kwam niet terug 3). De overste richtte zich in de kalkzandsteenfabriek ter verdediging in en vernam eerst op 15 Mei te ongeveer 16.00, dat er gecapituleerd was. Na een driewerf hoera op H.M. de Koningin defileerde de troep voor zijn R.C., die de gesneuvelden met de laatste eer deed begraven, de wapens en munitie deed verzamelen en met zijn ongewapende troep naar Rhenen trok, waar hij zijn mannen 376 Als het geheel donker is geworden, laat ik bij mij komen een dpl.sergt. (Thomassen van 8 R.I.) en een dpi.soldaat (Remie van III-ll R.I.), die mij als zeer flink zijn geschetst; ik geef hun bevel het vaandel over te brengen naar cp.-IV Div. en zoo noodig verder in W. richting in de Vg.Holland. Na nog de noodige aanwijzingen te hebben verstrekt en een bericht voor C.-IV Div. te hebben geschreven, waarin ik den toestand beschrijf, doe ik den sergeant het vaandeldoek om het lichaam wikkelen. Als de sergeant mocht sneuvelen, moet de soldaat diens taak overnemen (een geschikt officier voor deze taak heb ik niet te missen) Deze serg. en soldaat hebben na een avontuurlijke tocht C.-IV Div. bereikt in de Vg.Holland, nog voor de capitulatie. Het vaandel is daarmede aan krijgsgevangenschap ontkomen en kon het lot van alle vaandels delen. Wat C.-8 R.I. niet kon weten was, dat de weerstand achter de spoorlijn bij Rhenen was gebroken en de terugtocht op het O.front van de Vg.Holland was bevolen. Dat hij echter begrepen had, dat geen hulp meer zou worden verleend, volgt uit het vorenstaande. 2) Zij zijn in handen van de vijand gevallen. 3) Zij vonden de Betuwe door troepen verlaten en vingen op 15 Mei een radiobericht omtrent de capitulatie op.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 402