Deze majoor heeft zijn commando op vrij passieve wijze gevoerd. Behalve dat hij de zw.mitr. en mortieren wegzond, blijkt van enige leiding aan de twee onder zijn bevelen gestelde eskadrons zeer weinig en deze zijn feitelijk aan zijn leiding ontsnapt. De verplaatsingen van 1 en 3-4 R.H. zijn geheel buiten hem om gegaan en hoewel hij contact heeft gehad met C.-3-II-19 R.I. en C.-2-I-46 R.I., heeft hij zich niet op de hoogte gesteld van de opstelling van die compagnieën en zijn R.C. daaromtrent geen enkele inlichting gegeven. Hij verplaatste tweemaal zijn cp., in verband met het Duitse artillerievuur, met het gevolg, dat zijn ondercommandanten hem niet konden vinden. C.-1-4 R.H. heeft slechts eenmaal, in de vroege morgen, contact met hem gehad. Te 11.30 begaf hij zich naar de cp. van de R.C. en hij volgde deze verder, terwijl de bevelen aan de onder zijn bevel gestelde eskadrons van de R.C. uitgingen. Het E.Pag., telde, na het verlies van een stuk op 10 Mei nog drie stukken. Stuk Nr. 2, ingedeeld bij 3-4 R.H., had des nachts met dit eskadron de spoorweg verlaten en is daarna verdwenen. Stuk Nr. 3, ingedeeld bij 2-3 R.H., is geruime tijd vóór 10.00 van de Achter- bergsche straatweg vertrokken en eerst ongeveer 18.00 te Eist bij de E.C. terug gekeerd. Stuk Nr. 4 werd te 6.00 door de E.C. in de westrand van Rhenen aangetroffen. De luitenant wist het stuk, bemand met vrijwilligers, naar het viaduct bij de spoor weg te verplaatsen, waar het verder met succes aan de strijd heeft deelgenomen en van daaruit heeft de E.C. zijn R.C. op de hoogte trachten te houden van hetgeen er bij het viaduct voorviel. Het vorenstaande toont aan, dat 4 R.H. zich in wisselende opstellingen heeft bevonden, op het gevaarlijke punt bij het viaduct slechts met een kleine groep aan de strijd heeft deelgenomen en, zoals wij zullen zien, toen in het begin van de middag de toestand aan de spoorweg gevaarlijk werd, was vertrokken, toevalliger wijze met achterlating van een eskadron en een kleine groep. Alvorens de bevelvoering van C.-4 R.H. in beschouwing te nemen zullen wij een algemeen beeld geven van de toestand in het gebied ten W. van de spoorweg. Van de vroege morgen af was er feitelijk slechts een gevecht gaande bij het spoorwegviaduct, waar de Duitse S.S.-afdeling zich had verschanst. Nergens anders bevonden zich Duitsers aan de oostzijde van de spoorweg. Slechts in het N.deel, in de omgeving van kp. 25, zag men in de namiddag (toen 4 R.H. reeds was vertrokken) in de verte, bij de stoplijn, bewegingen, die op de aanwezigheid van Duitsers wezen, terwijl eerst te ongeveer 15.00 Duitsers, die zich van de Laarsche berg naar het W. en N.W. begaven, werden gezien. Rhenen en omgeving werd onder storend artillerievuur gehouden, waardoor huizen werden vernield en in brand geraakten. Bij het viaduct lag het vuur zodanig, dat kapitein Gelderman met zijn mannen de strijd konden voortzetten. 388

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 414