dat zich bij de cp. van C.-4 R.H. bevond en, zonder daartoe opdracht te hebben ontvangen, achtte ook C.-3-4 R.H. zich nu geroepen, om C.-4 R.H. met zijn eskadron te gaan beveiligen. Toen hij diens cp. echter verlaten vond, trok hij zijn R.C. achterna en vond deze bij Leemkuil, waar hij opdracht ontving, de mars van de R.C. met zijn staf te beveiligen en later, om stelling te nemen bij de Steen fabriek te Remmerden. Bij aankomst aldaar bleek 2-3 R.H. reeds te zijn aangekomen. Van dit eskadron had de helft het verzamelpunt, dat de E.C. voor zijn verplaatsing naar het N.W. had gegeven gemist, weshalve deze naar Remmerden was doorgereden. De E.C. zelf had, toen hij met de rest van zijn eskadron zou gaan stelling nemen, om loop graven van 11-11 R.I. over te nemen, bevel van C.-4 R.H. ontvangen, bij het regiment aan te sluiten, dat op mars was naar Eist en aldaar ontving hij opdracht, de kunstweg bij de Steenfabriek te Remmerden af te sluiten. 1-4 R.H. bleef nog aan de spoorweg, omdat de E.C. een mondeling overge bracht bevel om terug te trekken niet had vertrouwd. Op het verdere optreden van 4 R.H. na deze terugtocht, zal nog worden terug gekomen. Uit het vorenstaande blijkt, dat het gros van 4 R.H. van de spoorweg was ver dwenen, vóórdat er een ernstig gevecht met de vijand was ontstaan. Feitelijk bleef slechts het le Eskadron met drie pelotons in voorste lijn, van het 3e Eskadron na 9.00 een kleine groep en van het E.Pag. een luitenant met een stuk. Zonder bevel van de D.C. liet C.-4 R.H. de spoorweg los, waar hij het bevel over alle aanwezige troepen moest voeren. De verplaatsing van zijn commandopost had plaats op een volkomen onjuist bericht op een ogenblik, dat daar geen enkel daadwerkelijk gevaar dreigde. 11-19 R.I. (vervolg van blz. 314) 3-II-19 R.I., aanvankelijk opgesteld N. en Z. van de kunstweg bij het viaduct, had in de nacht van 12/13 Mei het noordelijk gedeelte van haar stelling ontruimd ten behoeve van 2-1-46 R.I., terwijl het gedeelte ten Z. van de kunstweg op 13 Mei naar het N. werd gehaald, zodat de compagnie ten slotte tussen de kunstweg en de Bruine Ingsche weg stond, achter de door 1-4 R.H. bezette loopgraven (die feitelijk als schijnloopgraven waren bedoeld geweest) en met zeer beperkt schoots veld door de voorliggende huizen. De C.C. heeft met 1-4 R.H. geen contact gehad, doch wel met 3-1-46 R.I. en met de toegevoegde majoor van 4 R.H. Hij wist, dat een kapitein der Kon. marechaussee met een bijzondere opdracht bij het viaduct stond. De luitenant-adjudant van 11-19 R.I. had enige malen verband opgenomen. Te 13.20 had een stuka-aanval plaats, waarbij twee doden en een aantal ge wonden vielen. Volgens de C.C. waren zijn mannen daarna niet meer te houden en stroomden zij naar het westen terug. Hij gaf bevel voor de terugtocht (14.00) en wist een groot deel van zijn compagnie te verzamelen in de westrand van Rhenen, waar hij de luitenant-adjudant en C.-M.C. ontmoette, die mededeelden, dat de B.C. zijn cp. reeds had verlaten. Hij marcheerde daarop naar Eist, waar hij zijn B.C. aantrof. 392

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 418