gedeeld, na de stuka-aanval, op last van C.-M.C. teruggetrokken. Twee secties hebben later nog in stelling gestaan nabij de cp. van de D.C. Een der S.Cn. moest, volkomen overstuur, naar een ziekeninrichting worden gebracht. De sectie van de 19 Bt. 6 veld stond met een stuk opgesteld ten Z. van station Rhenen en met een stuk ten N. van Algemene Begraafplaats. Eerstbedoeld stuk werd te 12.00 aangevallen door Duitsers, die zich achter een stootblok hadden verschanst en de bediening dekte zich achter een huis, om later verder naar het W. terug te trekken. Het andere stuk heeft omstreeks 12.00 vuur uitgebracht op Duitsers, die zich op enige afstand ten O. van kp. 25 bevonden, doch de bediening is later terug getrokken naar Eist. C.-II-19 R.I. bleef passief in zijn cp., totdat C.-4 R.H. hem te 10.00 opdroeg, zich in de omgeving van het viaduct persoonlijk van de toestand te gaan over tuigen of zijn onderdelen nog wel op hun plaats waren. De majoor begaf zich toen met zijn luitenant-adjudant in de richting van zijn 3e Compagnie en toen hij delen daarvan zag, keerde hij terug, terwijl de luitenant-adjudant verder trok en zelfs ten Z. van het viaduct is geweest. Toen C.-4 R.H. te 11.30 de cp. verliet, meende C.-II-19 R.I. aanvankelijk, dat hij het terrein in ging, doch spoedig bemerkte hij, dat de gehele staf eveneens verdween. Hij zond nu, daar de telefoonverbinding verbroken was, zijn adjudant naar de-D.C., om bevelen te vragen en deze keerde terug met de opdracht, dat C.-II-19 R.I. weder C. van de divisiereserve was 1), dat getracht moest worden, de terugtrekkende troepen weder hun stellingen te doen bezetten, dat krachtig stand moest worden gehouden en dat de tegenaanval gunstig verliep. Een luitenant van 1-II-19 R.I. meldde zich met een twintigtal soldaten en bracht verslag uit over de mislukte tegenstoot op 12 Mei. Terwijl hij bij de B.C. was, verdwenen zijn soldaten. C.-II-19 R.I. overwoog het verplaatsen van de cp. naar het westen, ten einde in staat te zijn, terugvloeiende troepen op te vangen en te doen stelling nemen, doch de luitenant-adjudant verzocht, met C.-M.C. de toestand in de stelling te mogen verkennen, om vast te stellen of verplaatsing van de cp. wel verantwoord was. Nabij de Algemene Begraafplaats, bij de 2e Sectie zw.mitr., ondergingen deze beide officieren te ongeveer 13.20 de stuka-aanval. C.-M.C. bleef daarna bij zijn sectie, doch de luitenant-adjudant zette de verkenning verder voort en nam toen waar, dat, zover hij zien kon, de troepen van de spoorweg terugstroomden, hetgeen hij terstond aan zijn B.C. ging melden. In zijn afwezigheid was aldaar weder even telefonisch contact geweest met C.-IV Div., doch daarna gaf de centrale geen gehoor meer. De C.-Vbd.A. had zich naar de cp.-C.-IV Div. begeven en daar vastgesteld, dat de centrale gehele intact was, doch dat de cp. (kennelijk overhaast) was verlaten, terwijl de bewakingssectie (van 1-11-19 R.I.) en politietroepen nog aanwezig waren. C.-II-19 R.I., die uit zijn cp. vele terugtrekkende troepen had waargenomen en 395 0 De luitenant-adjudant zag onderweg naar C.-IV Div. op de weg naar Eist verschillende onder delen in wanorde naar het westen trekken, hetgeen hij de D.C. en later zijn B.C. mededeelde.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 421