verlaten, doch met de (deels vernielde) vuurmonden. Daarna ontmoette hij de sergeant-majoor, C. der 3e Sectie met zijn personeel, doch zonder mitrailleurs; daarentegen trof hij nog in de stelling aan de sergeant, C. der 4e Sectie met zijn personeel en materieel. Korte tijd later (14.40) had hij een ontmoeting met C.-1-I-46 R.I. en daarna verliet hij met zijn beide sectiën het gevechtsterrein. 1-46 R.I. (vervolg van blz. 314) Bij 1-46 R.I. gaf de B.C. geen leiding aan zijn C.Cn. Te ongeveer 11.00 was het artillerievuur voor hem aanleiding, zijn cp. 200 a 300 m naar het W. te verplaatsen, zonder dat hij daarvan kennis gaf aan zijn C.Cn. en zonder op zijn oude cp. personeel achter te laten. Hierop wordt nog teruggekomen. Bij 3-1-46 R.I. waren reeds vroeg in de morgen verschillende groepen terug getrokken onder invloed van het terugtrekken van de huzaren, van de strijd bij het viaduct en het artillerievuur. Later trok ook het detachement van 43 R.I. wegens gebrek aan munitie terug. De C.C. vroeg versterking, doch kreeg deze niet. Ongeveer 6.00 was de compagnie, met uitzondering van enkele groepen, terug gevloeid en de cp. van de C.C. geraakte door artillerievuur in brand. De kapitein vertrok toen zelf eveneens en wist te Remmerden nog een deel van zijn compagnie te verzamelen, waarmede hij naar Eist trok. Aldaar ontving hij te ongeveer 15.00 opdracht, de Rijn te overschrijden en te verzamelen bij Ingen. Bij 2-1-46 R.I. waren gedurende de nacht vele soldaten van de oostzijde van de spoorbaan door het prikkeldraad heen gekomen, zodat de loopgraven vol waren. Men had in de vroege morgen huzaren de spoorbaan zien overschrijden in oostelijke richting en tevens had men huzaren zien patrouilleren. De C.C. kreeg bij het licht worden contact met de toegevoegde majoor van 4 R.H., die hij inlichtte omtrent zijn opstelling, doch die persoonlijk, in tegen stelling met een toegevoegd officier, weinig belangstelling toonde 2). Hij zond een verzoek van die majoor aan zijn eigen B.C. door om contact op te nemen, doch C.-I-46 R.I. wilde slechts komen, indien de majoor der cavalerie een auto zond om hem op te halen, hetgeen niet geschiedde. De compagnie bracht, vooral gedurende de nacht, veel vuur uit op het terrein ten O. van de spoorbaan, niettegenstaande zich daar geen Duitsers bevonden; uit Z. richting werd vuur ontvangen, dat vermoedelijk afkomstig was van de Duitsers bij het viaduct. De C.C. nam tweemaal door middel van een ordonnans verband met zijn B.C. op, de derde maal kwam de ordonnans niet terug. Een der luitenants ontving opdracht, aan de overzijde munitie te gaan halen 3). Deze luitenant zag kans, zoals reeds vermeld, om met een huzaar een der stukken 399 1) Een peloton van 2-3 R.H. 2) De kapitein wilde de majoor uit een dakraam de opstellingen aanwijzen, waarop deze niet inging; een luitenant is daarop wel medegegaan. De toegevoegde majoor had dus zijn R.C. kunnen afbrengen van diens waandenkbeeld, dat de huzaren het alleen moesten doen. 3) Blijkbaar had men die daar gezien.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 425