pag. met een trekker van de aan de overzijde van de spoorweg verlaten sectie over het viaduct terug te halen. Te ongeveer 13.20 had de stuka-aanval plaats, waarbij een bom op een loop graaf terecht kwam, waardoor 8 soldaten sneuvelden; een man werd onder het zand bedolven, doch kon de volgende dag nog levend worden uitgegraven. De C.C. verldaart, dat hij daarna een van C.-II-19 R.I. afkomstig bericht heeft ontvangen om terug te trekken. Vermoedelijk is dit echter een bericht geweest, van C.-M.C., die zich bij de naburige sectie zw.mitr. bevond en een bevel voor terugtocht voor zijn eigen compagnie had gegeven. Bovendien trokken allerwege groepen terug, zodat de kapitein overtuigd was, dat ook hij niet ter plaatse kon blijven. Hij trok op vrij ordelijke wijze met zijn compagnie terug naar Eist, waar hij nog met het pontveer over de Rijn naar de Betuwe kon terugkeren, waarna dit pontveer werd vernield. 1-1-46 R.I. had het naar het N.W. omgebogen deel van de stelling der divisie reserve bezet, dat door 11-19 R.I. niet was ingenomen, omdat op 12 Mei een compag nie van dat bataljon een tegenstoot ten O. van de spoorweg had moeten uitvoeren. Dit stellingdeel, liggende op de noordhelling van de Vijverberg, maakte front naar het N.O. (as gericht op kp. 26 aan de spoorweg) en was door een prikkeldraad versperring beschermd (zie de foto's op blz. 397). De kunstweg, van kp. 25 naar het N.W. lopende, liep langs deze stelling en vormde een terugtochtsweg voor degenen, die bij kp. 25 de spoorweg hadden overschreden. Deze terugtrekkenden vormden met hun veelal overdreven ver halen een bron van onrust. Bij het licht worden op 13 Mei kreeg de C.C. contact met de officier-waarnemer van 1-8 R.A., die een waarnemingspost bij de kunstweg had bezet. Met C.-2-3 R.H., die op verkenning was in verband met zijn opdracht, de stelling van 11-11 R.I. over te nemen, maakte de kapitein een afspraak voor de verdeling der loopgraven, doch 2-3 R.H. verscheen niet. Voorts kreeg hij contact met de wd. C.-II-ll R.I. en Cn.-2 en 3-II-11 R.I., doch na een nachtelijk contact met een luitenant uit de Bat.staf heeft hij met zijn eigen B.C. geen enkel verband meer gehad. Het was op dit frontgedeelte op 13 Mei betrekkelijk rustig, zoals op een ma- noeuvreveld, totdat de stuka-aanval te 13.20 plaats had, die deze compagnie niet direct trof, doch door het gierend gehuil der vliegtuigen en de elders inslaande bommen de compagnie toch in de dekkingen dreef. Daarna werd waargenomen, dat delen van 11-11 R.I. en 2-II-19 R.I. terug trokken, waardoor de neiging ontstond, dit voorbeeld te volgen, hetgeen de sectie commandanten echter wisten te voorkomen. Ook bij de achterliggende 4 M.C. zag men terugtochtsbewegingen en de sergeant-majoor bij die sectiën deelde mede, bevel voor terugtocht van zijn C.C. te hebben ontvangen. Daarna ontmoette de kapitein C.-4 M.C. zelf, die hem zijn wederwaardigheden mededeelde en tevens zijn besluit, om terug te trekken met de nog aanwezige sectiën. 400 i) Zie hiervoor op blz. 398 en 399. Zij stelden het tijdstip van het onderhoud op het horloge vast; het was 14.40.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 426