De kapitein, de gang van zaken toch niet vertrouwende, zond een patrouille uit naar de B.C., die terugkwam met de mededeling, dat diens cp. was verlaten. Hij constateerde tevens, dat in de omgeving geen andere troepen meer aanwezig waren en verliet te ongeveer 15.30 met zijn compagnie (2% sectie sterk) de loopgraven, trok langs de verlaten stellingen van 2-1-8 R.A. en de westrand van Rhenen naar Eist, waar gedurende korte tijd, te zamen met andere onderdelen, werd stelling genomen tot de kapitein opdracht ontving, op Utrecht terug te trekken, omdat het Ingensche pontveer was vernield (nadat de 2e Compagnie daarvan gebruik had gemaakt) zodat hij niet meer terug kon naar de Betuwe. C.-I-46 R.I., die, zoals is mededegeeld, zijn cp. reeds naar het W. had verplaatst, meldt, dat te ongeveer 12.00 het terugvloeien van troepen begon toe te nemen. Hij verplaatste zijn cp. daarop nog eenmaal en wel naar pl. 108 aan de kunstweg naar Eist, vanwaar hij de stuka-aanval zag uitvoeren. Daarna bleek een deel van de Vbd.A. vertrokken, zonder dat dit was bemerkt. Hier had de ontmoeting plaats met de luitenant-adjudant van C.-II-19 R.I. (zie blz. 398), die mededeelde, dat alle troepen terugtrokken en ook dat C.-11-19 R.I. reeds was vertrokken. De majoor zond ordonnansen naar zijn compagnieën, die, naar hij rapporteert, terug kwamen met het bericht, dat de compagnieën waren verdwenen In de mening verkerende, dat de cp. van de D.C. zich te Eist bevond, trok hij nu met zijn staf terug naar Eist, waar hij opdracht kreeg, zich met zijn bataljon weder naar Brig. A te begeven. Hij begaf zich nu naar Ingen in de Betuwe en vond daar zijn 3e Compagnie (gedeeltelijk), terwijl spoedig daarop de 2e Compagnie verscheen. Ook de treinen, die zich nabij Amerongen bevonden, zijn nog naar de Betuwe gediri geerd kunnen worden. 11-11 R.I. (vervolg van blz. 332) Wij verlieten 11-11 R.I.toen de als B.C. aangewezen kapitein (C.-M.C.) doende was, om orde te scheppen. Hij had het bij Berg en Dal aanwezige deel van de 2e Com pagnie met de nog beschikbare sectie zw.mitr. teruggezonden naar C.-2e Compagnie, begeleid door een sergeant van 8 R.I. en deze compagnie, ongeveer 80 man sterk, was nu, te zamen met twee sectiën zw.mitr., ingevoegd in 2-II-19 R.I. De sectie pag. werd opgesteld bij de viersprong van kunstwegen, 500 m ten Z. van Berg en Dal. De kapitein deed een telefoonverbinding aanleggen naar de spoorlijn, om verbinding met C.-le Compagnie te krijgen, doch doordat deze compagnie meer achterwaarts stond opgesteld, dan aanvankelijk was bevolen, is het verband daarmede nimmer tot stand gekomen. Het lot van deze compagnie (twee sectiën sterk), versterkt met een sectie zw. mitr. hing ten nauwste samen met dat van de tegenaanval en zal daarom daarbij worden behandeld. Bij het aanbreken van de dag ving de inleidende beschieting aan van de tegen aanval. C.-II-ll R.I. zond het restant van de 3e Compagnie, dat de cp. had beveiligd, 401 Dit was onjuist ten opzichte van de 2e en le Compagnie en die ordonnansen zullen dus wel niet zover zijn gekomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 427