Toen omstreeks 12.30 vele afdelingen in westelijke richting terugtrokken, besloot
C.-ll G.B., na overleg met C.-III-24 R.I. en de regimentsadjudant van 24 R.I.,
met zijn bataljon de spoorbaan weder te gaan bezetten.
Te 13.00 rukte het bataljon op met de le Compagnie, versterkt met een sectie
zw.mitr. en een stuk pag., als voorhoede en op 200 m daarachter de B.C., gevolgd
door de 2e Compagnie, versterkt met een sectie zw.mitr. en een sectie mortieren.
De majoor had opdracht gegeven, dat na het bereiken van Rhenen de le Com
pagnie de spoorlijn zou bezetten van de Rijn tot station Rhenen, terwijl de 2e
Compagnie op een frontbreedte van 300 m ten noorden daarvan stelling zou
nemen.
In Rhenen ontstond oponthoud, daar er werd geschoten uit de omgeving van
de Cuneratoren, waarop de zw.mitr. het vuur openden. Ook van achteren werd
vuur ontvangen en Rhenen stond in brand.
Terwijl hij bezig was, te trachten te ontdekken, waar zich vijand kon bevinden,
kreeg de B.C. per motorordonnans bevel, zich te melden bij de wd. R.C. (C.-III-
24 R.I.). Achter op de motor reed hij daarheen en vernam, dat de D.C. het op
rukken van 11 G.B. had goedgekeurd en dat dit bataljon versterking uit 111-24 R.I.
kon krijgen 1).
Er ontstond een woordenwisseling met C.-III-24 R.I., die wel zijn bataljon
geheel of gedeeltelijk wilde beschikbaar stellen aan C.-ll G.B., doch zelf het
commando niet wilde aanvaarden.
Aan deze discussie kwam een einde, toen C.-ll G.B. van een officier vernam,
dat 11 G.B. op de terugtocht was en dat C.-le Compagnie was gesneuveld.
De majoor vertrok onmiddellijk en bij aankomst op de kunstweg bracht een
ordonnans hem bericht van C.-2e Compagnie, dat de stelling was verlaten, dat
C.-le Compagnie was gesneuveld en dat C.-2e Compagnie langzaam zou terug
gaan.
Doorrijdende, ontmoette hij eerst enkele groepen van zijn bataljon, die hij door
zond naar kp. 105 en vlak bij Rhenen C.-2e Compagnie met een deel van zijn
compagnie, die het bovenstaande bevestigde, mededeelde, dat de brand van Rhenen
zo hevig was, dat hij er niet door kon en dat het bataljon in verschillende echelons
terugtrok.
De B.C., die geen andere troepen meer zag, gaf aan C.-2e Compagnie opdracht,
langzaam verder terug te trekken naar kp. 105, waarheen hij zelf vooruit reed, om
zoveel mogelijk onderdelen van zijn bataljon op te vangen.
Aldaar aankomende vertrok juist de wd. C.-24 R.I. met de regimentsstaf in
westelijke richting en deze deelde mede, dat er bevolen was, terug te trekken.
C.-ll G.B. verzamelde langzamerhand een groot deel van zijn bataljon, vertrok
in westelijke richting en ontving ten O. van Eist van een officier van St.-IV Div.
bevel, stelling te nemen nabij Eist, ten O. van de kunstweg Elst-Veenendaal, van
de bosrand tot 500 m zuidelijk daarvan.
Na enige tijd meldde zich daar C.-le Compagnie (die niet was gesneuveld) met
405
Het ontbieden van C.-ll G.B. onder deze omstandigheden was geheel onjuist.