Rest thans nog mede te delen hoe de dappere groep onder kapitein der mare chaussee Gelderman de strijd had voortgezet bij het viaduct (zie blz. 292-294). Kapitein Gelderman, die zich aanvankelijk met een lt.mitr. verschanst had achter een auto, had door een soldaat 1-4 R.H. naar een loopgraaf ten N. van het viaduct doen brengen en zo goed mogelijk verband doen opnemen met andere onderdelen, die, naar hem was gebleken, achter de spoorlijn stonden. Toen bij het aanbreken van de dag artillerievuur losbarstte, bezette hij met zijn personeel een loopgraaf, waar zij, hoewel het vuur wel dichtbij viel, betrekkelijk veilig waren. Aan de oostzijde hadden de Duitsers eveneens het vuur geopend, terwijl ge leidelijk bleek, dat aan de westzijde de spoorlijn door eigen troepen bezet was, al was dit, naar de kapitein meende, in één lijn, zonder diepte. In de omgeving kwam een stuk pag., onder bevel van een officier der huzaren, in stelling. Te 11.00 zond de kapitein een ordonnans weg naar C.-IV Div. met verzoek om eten voor 600 man, welk getal hij, in verband met berichten over terugtrekken, al schrijvende veranderde in 400, terwijl korte tijd later, bij telling nog slechts 15 man in de naaste omgeving bleken te zijn. Het Duitse vuur, zowel van mitrailleurs als van de artillerie nam toe en achter de groep werd Rhenen tot een puinhoop geschoten. Te 13.30 gelukte het aan een sergeant van 4 C.Pn. het viaduct te doen sprin gen, juist op het ogenblik, dat de stuka-aanval werd uitgevoerd. Tot dit ogenblik was het nog mogelijk geweest, nu en dan een groepje Nederlandse krijgsgevangenen dat uit een huis aan de overzijde ontsnapte, door te laten. Daarna werd waargenomen dat de Duitsers een rij van 30 a 40 Nederlandse krijgsgevangenen op het terrein van de Stoomhamer opstelden zodanig, dat de gezichten, helmen en geheven handen juist boven de schuttingen zichtbaar waren, terwijl zij daar tussen door vuurden. Nadat dicht over de hoofden was geschoten, zakten deze en werden de Duitse helmen zichtbaar. De groep bestond toen nog, behalve de kapitein, uit een luitenant van III-l 1 R.I., een luitenant der huzaren, twee marechaussees, een lichte en een zware mitrailleur en een stuk pag., terwijl enige mannen in een schuilnis patroontrommels vulden. Te ongeveer 14.40 ontving de kapitein bericht, dat 1-4 R.H. terugtrok. Toen hij een ordonnans naar de E.C. zond om namens C.-II L.K. te bevelen, naar de spoorweg terug te keren, had dit geen succes. Door de luitenant der huzaren (de C.-E.Pag.) zijn vier ordonnansen naar C.-4 R.H. gezonden. De eerste kwam terug met bericht van de opstelling van 4 R.H., de tweede keerde niet terug, de derde, uitgezonden om munitie te halen, berichtte, dat wel C.-II-19 R.I. aanwezig was, doch niet de R.C. en de vierde keerde terug met bericht, dat de cp. was verlaten. Te 15.00 zond de kapitein een marechaussee (de 5e ordonnans) naar C.-IV Div. om hulp, die echter niet terugkeerde. 407 0 Dezelfde sergeant, die de brug bij de Grebbesluis had laten springen, had opdracht ontvangen, het viaduct op te blazen en hij was de gehele morgen onder vuur bezig geweest, ladingen onder de brug aan te brengen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 433