Toen de munitie bijna op was, ging de kapitein er persoonlijk op uit in een pag.- trekker, om het brandende Rhenen heen over Vreewijk en Eist, doch hij vond de cp. van C.-IV Div. verlaten; daarna reed hij naar C.-II L.K. te Doorn, doch toen was reeds de opdracht verstrekt, om terug te trekken op de Vg.Holland en C.-II L.K. droeg hem op, de terugtocht te volgen. De kleine groep achtergeblevenen heeft stand gehouden tot de laatste patroon verschoten was en is toen nog weg weten te komen. Het was langzamerhand aan de overzijde stil geworden. De groep heeft niets meer gemerkt van de aanval van 1-11 G.B. Kort te voren was een achtergebleven kornet van 3-4 R.H., die nog met enige mannen ten Z. van het viaduct was achtergebleven, teruggetrokken. Volgens mededelingen van C.-M.C.-III-ll R.I., die gewond bij het hoekhuis aan de oostzijde van het viaduct lag, zijn de laatste Duitsers te ongeveer 16.00 vrij plotseling in O.richting verdwenen, waarbij de gewonden door Nederlanders moesten worden gedragen. Kort daarna werd artillerievuur rondom het viaduct gelegd. Zeer waarschijnlijk is de Groep S.S. soldaten, waarbij C.-III/S.S. regiment zich bevond, toen teruggetrokken naar het eigen regiment en werd artillerievuur af gegeven ter bescherming daarvan, terwijl I.R. 322 de aanval nog moest doorzetten. Samenvatting Uit het voorgaande is gebleken, dat de gedurende de nacht aan de spoorweg ingezette onderdelen t.w. 11-19 R.I., 4 M.C., 1-46 R.I., 4 R.H. en delen van 11-11 R.I. door elkaar gemengd waren, zodat een regeling van de bevelvoering (verdeling van het vak over de drie majoors) dringend noodzakelijk was, doch dat daartoe geen pogingen in het werk zijn gesteld door C.-4 R.H., die met het bevel over alle troepen was belast, doch onvoldoende was ingelicht, niet op de hoogte was van de plaatselijke toestand en zijn taak niet begreep. Bovendien zagen wij, dat door misverstand bij C.-II-19 R.I. en slechte bevel voering van C.-II-ll R.I. een hiaat in de afgrendeling bij kp. 25 was ontstaan, terwijl de troepen aan de spoorweg in deze omgeving geen verband hadden of zochten met de in de morgen nog intacte stoplij n, die op de Laarsche berg in de verte voor hen lag. De uit het gebied ten O. van de spoorweg terugvloeiende groepen en teruggaande bewegingen van groepjes, die in de nacht in het gebied ten W. van de spoorweg waren terecht gekomen, waren het begin en de oorzaak van een toenemend verlaten van de stellingen door andere groepen. Dit werd verergerd door de heen en teruggaande bewegingen van de onderdelen van 4 R.H., waarvan ten slotte slechts het le Eskadron, een groepje van het 3e Eskadron en C.-E.Pag. met een stuk aan de spoorweg stonden. Het gehele stellinggebied ten W. van de spoorweg werd van de morgen af onder artillerievuur gehouden, zodat Rhenen in brand geraakte. Onverantwoordelijk geschiet van zenuwachtige soldaten maakte het stellinggebied onveilig. 4 R.H. is met uitzondering van het le Eskadron (en dit nog onafhankelijk van 409

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1955 | | pagina 435