Ondanks de door de hoogste legerautoriteiten uitgeoefende aandrang heeft de
Regering niet willen goedkeuren, dat buiten de te inunderen terreinen de nodige
opruimingen voor het verkrijgen van schootsvelden vóór en in de stellingen werden
uitgevoerd. Al moge het waar zijn, dat door die opruimingen zeer veel nadeel en
dikwijls in een groot aantal jaren niet te herstellen schade zou worden toege
bracht (men denke b.v. aan de proeftuinen ten W. van Wageningen), wat heeft
men aan stellingen, wanneer de daarin geplaatste vuurorganen niet kunnen func-
tionneren.
De soldaten in de voorposten-opstellingen en in de frontlijn en stoplijn van
8 R.I. hebben ervaren, wat het betekende, te moeten strijden in opstellingen
zonder voldoende uitzicht, waarin zij werden omtrokken en in de rug aangevallen,
zonder zich daartegen te kunnen verweren.
Thans volgen enkele bijzonderheden omtrent elk der stellingen.
De betuwestelling (oude linie Ochten-de Spees)
Gedurende de mobilisatiemaanden was de oude verwaarloosde en voor een deel
reeds gesloopte linie tot een sterke stelling uitgebouwd met een geraamte van
kazematten en voor het overige opstellingen, gebouwd in grond en hout, voor het
merendeel in ophoging.
De inundatiewerken waren verbeterd. In het natte jaargetijde voerde de Linge
voldoende water aan, zodat slechts een betrekkelijk smalle strook langs de Waaldijk
en de Rijndijk niet geïnundeerd was, doch na een droge periode, zoals op 10 Mei
het geval was, waren de droogblijvende stroken aanmerkelijk breder.
De stelling was bezet door Brigade A.
De valleistelling (oude Grebbelinie)
Deze stelling volgde ongeveer het laagste deel van de Geldersche Vallei. Zij
liep van de oude verdedigingswerken (bastions en hoornwerk), die voor de Grebbe-
berg ten O. van de Grift lagen en langs de Grift naar de boerderij Kruiponder
om vervolgens op enige afstand west van de Grift Veenendaal te bereiken, dat in
de stelling was opgenomen; vandaar boog zij om de Emmikhuizerberg naar het
westen, vervolgens weder naar het noorden, om tussen Scherpenzeel en Wouden
berg, langs Aschat en om Amersfoort heen de Eem te bereiken, die verder werd
gevolgd tot het IJsselmeer.
Gedurende de mobilisatie was deze stelling uitgebouwd tot een sterke veld-
stelling, beschermd door inundatiën, die echter onmiddellijk ten oosten van
Amersfoort en bij de Emmikhuizerberg van geringe omvang waren. Tussen
Wageningen en de Grebbeberg bleef een 3,5 km brede en voor de aanval zeer
geschikte terreinstrook open.
De te inunderen terreinen waren verdeeld in 11 kommen, afhellende van zuid
naar noord.
Inundatiewater moest worden verkregen uit de Neder Rijn, uit de van de Veluwe
afstromende beken en uit het IJsselmeer. Het zuidelijke deel was voornamelijk
19